e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tegen de bal schoppen stampen: sjtampe (Swalmen, ... ) Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)] III-3-2
tegenwind kopwind: kopwindj (Swalmen) Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind tegen? [N 93 (1983)] III-3-2
telefoon telefoon: telefoon (Swalmen), tillefoon (Swalmen) het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)] III-3-1
telefooncel telefooncel: telefooncel (Swalmen), telefoonhuisje: tillefoonhuuske (Swalmen) het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)] III-3-1
telegram telegram: telegram (Swalmen), teləgram (Swalmen), tillegram (Swalmen) een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)] || telegram [SGV (1914)] III-3-1
telen, verbouwen trekken: trękǝ (Swalmen) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
teleurgesteld (worden) bezeikt: bezeik (Swalmen), sneu: sjneu (Swalmen), tegenvaller: tééngevàller (Swalmen) in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] || niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)] III-1-4
ten einde brengen afmaken: aafmake (Swalmen), âafmââke (Swalmen) een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)] III-1-4
tepel deem: dēm (Swalmen), schroef: Schertsend.  sjroeve (Swalmen), tepel: tepel (Swalmen), tepels (Swalmen), tēpǝl (Swalmen) borsttepels [N 10c (1995)] || Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] || Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)] I-9, III-1-1
tepel, tet deem: dēm (Swalmen), mem: mɛm (Swalmen) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12