e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitwerpselen poep: poep (Swalmen), stront: sjtrôndj (Swalmen), Ordinair.  sjtrontj (Swalmen) uitwerpselen [N 10c (1995)] III-1-1
uitwerpselen van koeien flater: flātǝr (Swalmen) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitwijken uitwijken: oetwîeke (Swalmen) met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)] III-3-1
uitzeven van de zemelen zeven: zēvǝ (Swalmen) Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.] II-1
unster ponder: punjər (Swalmen), wegen van bv. graan  punjer (Swalmen), unster: WNT: unster - ons(t)er, eunster, anster, uister, huiser, oister, uuser, ulster -, Van ons (mnl. unce) met -er, al dan niet met epenthetische l). 1. Weegwerktuig [...]  öster (Swalmen) unster (balans) [SGV (1914)] || Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
urine pis: pis (Swalmen, ... ), zeik: zęi̯k (Swalmen), Ordinair.  zeik (Swalmen) urine [N 10c (1995)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren pissen: pisse (Swalmen, ... ), zeiken: zęi̯kǝ (Swalmen), Ordinair.  zeike (Swalmen) urineren [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
vaandel drapeau (fr.): De - van de harmenie drage.  drapo (Swalmen), vaan: vaan (Swalmen), vān (Swalmen, ... ), vaandel: Zie vaan.  vaandel (Swalmen) De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] || Drapeau, standaard, banier. || Vaan, vaandel, vlag, banier. || Vaandel. III-3-2
vaandeldrager drapeaudrager: drapodraeger (Swalmen), vaandeldrager: vaandeldraeger (Swalmen), vaandrager: vāndrēͅgər (Swalmen), vāndrɛgər (Swalmen) Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)] || Standaarddrager, banierdrager. || Vaandeldrager. III-3-2
vaars rind: renjtj (Swalmen), vaars: vē̜rs (Swalmen), vɛrs (Swalmen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11