e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verkwanselen verkoetelen: verkōētele (Swalmen) Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)] III-3-1
verkwisten vergooien: vèrgooje (Swalmen) op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)] III-3-1
verlagen afslaan: aafgesjlage (Swalmen) verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)] III-3-1
verlegen bleu: bleu (Swalmen, ... ), verlegen: verlaige (Swalmen) verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)] III-1-4
verlegen (zijn) verlegen: verlaege (Swalmen), vèrléége (Swalmen) niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
verlengstuk verlengstuk: vǝrleŋštø̜k (Swalmen) Een stuk ijzer dat aan een werkstuk wordt vastgezet om dit laatste bij het smeden gemakkelijker te kunnen hanteren. Doorgaans gebruikt men echter een smeedtang. [N 33, 309] II-11
verliezen verlieren: verleerə (Swalmen, ... ), verliezen: verleze (Swalmen, ... ), (ook).  verleezə (Swalmen, ... ) verliezen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || Verliezen. III-3-1, III-3-2
verlopen opbreken: (de koe heeft) ǫpgǝbrǭkǝ (Swalmen) Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a] I-11
vermaak lol: lòl (Swalmen) een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)] III-1-4
vermengen mengen: minGGe (Swalmen) in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)] III-4-4