18853 |
vermoeden |
denken:
dinke (L331p Swalmen),
gedacht hebben:
gedach höbbe (L331p Swalmen)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23374 |
verpachte banken |
verpachte banken:
verpegde benk (L331p Swalmen)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18899 |
verplichting |
moetje:
moetje (L331p Swalmen),
verplichting:
verplichting (L331p Swalmen)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24997 |
verpulveren |
malen:
maalle (L331p Swalmen)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
kapot:
kəpòt (L331p Swalmen),
verschaald:
versjaold (L331p Swalmen)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
versjeete (L331p Swalmen),
vérsjeette (L331p Swalmen)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22709 |
verschillende knikkerspelen |
mutsen:
moetsje (L331p Swalmen),
schieten:
sjete (L331p Swalmen),
schuiven:
sjuve (L331p Swalmen),
streep boedelen:
sjtreep boedele (L331p Swalmen)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
22711 |
verschillende knikkerspelen: nagooien |
naboedelen:
noab[o}edələ (L331p Swalmen)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
22593 |
verschillende knikkerspelen: spel met knikkers en centen op een steen (trumpen) |
trumpen:
trumpə (L331p Swalmen),
1. Luiden (van één klok).
trumpe (L331p Swalmen)
|
2. Een spel waarbij men probeerde een muntstuk, dat op een straatklinker gelegd was, met een ijzeren kogel te treffen. || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
34233 |
verse koe |
verse:
vɛrsǝ (L331p Swalmen)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|