e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

Gevonden: 6165
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerin boerin: buren (Swalmen), deez boerin (Swalmen), die boerin (Swalmen), vrouw: vrouw (Swalmen) [L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]boerin [deze ~ ] [SGV (1914)] || boerin [die ~] [SGV (1914)] || de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)] I-6, III-3-1
boertig boers: bōōrs (Swalmen) met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)] III-1-4
boertje boer: boer (Swalmen) boertje doen; als een baby gedronken heeft moet het een boertje doen [DC 47 (1972)] III-2-2
boete boete: boete (Swalmen, ... ) een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)] III-3-1
boezeroen boezeroen: boezeroen (Swalmen), kiel: keel (Swalmen) boezeroen [SGV (1914)] || boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bof bof: bóf (Swalmen), bôf (Swalmen) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 84 (1981)] III-1-2
bok staan bij haasje-over bok staan: boeksjtaon (Swalmen) Bokje staan bij het haasje-over springen. III-3-2
bok van het rijtuig schei: šęi̯ (Swalmen), vuilik: vūlǝk (Swalmen) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokkem: bökkum (Swalmen), bökkəm (Swalmen) haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolderik krukkenbloem: krukkebloom (Swalmen) Bolderik (agrostemma githago 20 tot 90 cm hoog. De stengels zijn dicht behaard; de bladeren zijn lancetvormig, spits en ongesteeld, tevens dicht behaard; de bloemen zijn lang gesteeld en afzonderlijk groeiend, de kleur is roodviolet met donkere lengtest [N 92 (1982)] III-4-3