e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlag vaan: vaan (Swalmen) vlag [SGV (1914)] III-3-1
vlak, gelijk vlak: vlaak (Swalmen) vlak [SGV (1914)] III-4-4
vlakhamer vlakhamel: vlakhāmǝl (Swalmen) Hamer met een losse of vaste steel en een vlakke kop, waarop met een andere hamer geslagen wordt om een werkstuk vlak te maken. Zie ook afb. 37c. [N 33, 78-79; N 33, 82; N 33, 55] II-11
vlaktex vlakke, het -: vlááke (Swalmen), vlakte: vlakte (Swalmen) vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
vlam vlam: vlam (Swalmen) Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)] III-2-1
vlammuur stender: štęŋǝr (Swalmen) Muur van circa 40 tot 50 cm hoogte tussen de stook- en de bakruimte, soms voorzien van gaten om de hitte te verspreiden. De gaten in de muur werden in L 270 schlitzen (ēlits\) genoemd - Hermans, pag. 17. [monogr.] II-8
vlechten vlechten: vlechte (Swalmen) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] III-1-1
vleermuis vleermuis: flairmoes (Swalmen) vleermuis [DC 40 (1965)] III-4-2
vlees vlees: vleis (Swalmen) vlees [DC 03 (1934)] III-2-3
vlees conserveren roken: rø̜j.kǝ (Swalmen) Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.] II-1