21394 |
vlag |
vaan:
vaan (L331p Swalmen)
|
vlag [SGV (1914)]
III-3-1
|
25003 |
vlak, gelijk |
vlak:
vlaak (L331p Swalmen)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|
31276 |
vlakhamer |
vlakhamel:
vlakhāmǝl (L331p Swalmen)
|
Hamer met een losse of vaste steel en een vlakke kop, waarop met een andere hamer geslagen wordt om een werkstuk vlak te maken. Zie ook afb. 37c. [N 33, 78-79; N 33, 82; N 33, 55]
II-11
|
24914 |
vlaktex |
vlakke, het -:
vlááke (L331p Swalmen),
vlakte:
vlakte (L331p Swalmen)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19413 |
vlam |
vlam:
vlam (L331p Swalmen)
|
Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29806 |
vlammuur |
stender:
štęŋǝr (L331p Swalmen)
|
Muur van circa 40 tot 50 cm hoogte tussen de stook- en de bakruimte, soms voorzien van gaten om de hitte te verspreiden. De gaten in de muur werden in L 270 schlitzen (ēlits\) genoemd - Hermans, pag. 17. [monogr.]
II-8
|
17751 |
vlechten |
vlechten:
vlechte (L331p Swalmen)
|
lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
24457 |
vleermuis |
vleermuis:
flairmoes (L331p Swalmen)
|
vleermuis [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
20944 |
vlees |
vlees:
vleis (L331p Swalmen)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
25446 |
vlees conserveren |
roken:
rø̜j.kǝ (L331p Swalmen)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|