| 19435 |
wit zand, stooizand |
zand:
zandj (L331p Swalmen)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 33479 |
witte aalbes |
miemelten:
rode en witte bessen
miemelte (L331p Swalmen)
|
I-7
|
| 24521 |
witte abeel |
witabeel:
wittabeel (L331p Swalmen),
witte boom:
WLD
witte-b’aum (L331p Swalmen)
|
De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
fluitekees (L331p Swalmen),
fluitekēēs (L331p Swalmen),
fluitəkéés (L331p Swalmen)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
kantje:
kantje (L331p Swalmen)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štęi̯n[klee] (L331p Swalmen),
wilde klee:
weljǝ [klee] (L331p Swalmen),
witte klee:
wetǝ [klee] (L331p Swalmen)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
| 20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
witte kappes:
witte kappes (L331p Swalmen)
|
witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
| 24790 |
witte krodde |
tasjes:
WLD
téskes (L331p Swalmen)
|
Witte krodde (thlaspi arvense 15 tot 40 cm groot. De plant is geelgroen en kaal. De stengels groeien rechtop en zijn al of niet vertakt; de wortelbladen zijn langwerpig, tevens gesteeld; de stengelbladen zijn pijlvormig en stengelomvattend, ze zijn lang [N 92 (1982)]
III-4-3
|
| 24280 |
witte kwikstaart |
akkerman:
akkerman (L331p Swalmen),
akkermannetje:
akkermenke (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
akkermènke (L331p Swalmen),
kwikstaart:
kwikštert (L331p Swalmen),
wit kwikstaartje:
wit kwiksjtertje (L331p Swalmen),
witvot:
witvot (L331p Swalmen)
|
kwikstaart [N P (1966)], [SGV (1914)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || witte kwikstaart
III-4-1
|
| 24642 |
witte narcis |
paasbloem:
paosbloom (L331p Swalmen),
pinksterbloem:
WLD
Pingsterbloom (L331p Swalmen)
|
Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)]
III-4-3
|