| 34202 |
wormbulten |
bulten:
bø̜ljtjǝ (L331p Swalmen),
horzelbulten:
hōrsǝlbø̜ltjǝ (L331p Swalmen)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
| 21014 |
wormstekig |
wormstekig:
woemsjtaekig (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
WLD
worm-sjtéékich (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
| 25450 |
worst maken |
worst(en) maken:
wǫrs mākǝ (L331p Swalmen)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
| 22430 |
worstelen |
worstelen:
worstele (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen),
wórstele (L331p Swalmen)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || Worstelen.
III-3-2
|
| 20709 |
worstenbroodje |
worstenbroodje:
wórstebreudje (L331p Swalmen)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
hakken:
hakǝ (L331p Swalmen)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
| 32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (L331p Swalmen)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
| 24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wortəl (L331p Swalmen),
wôrtel (L331p Swalmen),
WLD
wortele (L331p Swalmen)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|
| 20733 |
wortelenvlaai |
moerenvlaai:
moereflaaj (L331p Swalmen)
|
Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 24736 |
wortelhals |
kraag:
WLD
krâag (L331p Swalmen)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|