e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

Gevonden: 6165
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broedse kip die men niet wil laten broeden de zit in hebben (werkw. uitdr.): (de kip) hē̜t dǝ zet en (Swalmen), kloek: kluk (Swalmen) [N 19, 43b] I-12
broeibak broeibak: breujbak (Swalmen) [SGV (1914)] I-7
broeien broeien: brøjǝ (Swalmen) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broek boks: boks (Swalmen) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek met split fluit: fluit (Swalmen) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek, veren aan de poten dons: dôôns (Swalmen) veren aan de poten van een vogel (scherkes) [N 83 (1981)] III-4-1
broek: algemeen boks: boks (Swalmen), bóks (Swalmen), hai heel zien boeks op met ne laire reem (Swalmen) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekkettingen achterklingen: axtǝrkleŋǝ (Swalmen), kettinkjes van de achterhaam: kęteŋskǝs van ǝ axtǝrhām (Swalmen) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp boksenstuik: boksesjtuuk (Swalmen) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenriem: boksereem (Swalmen), riem: hai heel zien boeks op met ne laire reem (Swalmen) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3