18551 |
broekzak achter |
vottentas:
vottetes (L331p Swalmen)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
boksentas:
boksetes (L331p Swalmen)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
broor (L331p Swalmen, ...
L331p Swalmen)
|
broeder [SGV (1914)] || broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
33900 |
brokkelhoef |
droge voeten:
drø̄x vø̄t (L331p Swalmen),
sprokvoeten:
šprǫkvø̄t (L331p Swalmen),
weke voeten:
węi̯kǝ vø̄t (L331p Swalmen)
|
Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u]
I-9
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
brommə (L331p Swalmen)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|
22586 |
bromtol |
huildop:
huuldob (L331p Swalmen)
|
Bromtol.
III-3-2
|
24948 |
bron |
bron:
bron (L331p Swalmen),
dil:
del (L331p Swalmen),
kwel:
kwel (L331p Swalmen),
sprong:
sjprunk (L331p Swalmen)
|
bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] || Opwellend water in de kleiput, veroorzaakt door de graafwerkzaamheden. [N 98, 26; monogr.]
I-8, II-8, III-4-4
|
34342 |
bronstig |
breustig:
brø.stex (L331p Swalmen),
brø̄stex (L331p Swalmen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
34141 |
bronstig op andere koeien springen |
jeuken:
jø̜̄ǝkǝ (L331p Swalmen)
|
[N 3A, 9b]
I-11
|
33864 |
bronstig, van merries |
paards:
pē̜rs (L331p Swalmen),
steeg (stadig):
štø̜̄x (L331p Swalmen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|