e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swalmen

Overzicht

Gevonden: 6165
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dik sap van steenvruchten koekoek: koekoek (Swalmen), slijm: WLD  sjlei (Swalmen) stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dik worden indikken: indieke (Swalmen) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke boterham dikke boterham: dieke bottram (Swalmen) Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke hakken dikke hakken: dikǝ hakǝ (Swalmen) Verdikking aan de achterkant van het spronggewricht tengevolge van vochtophoping, die kan ontstaan door trappen, stoten of slaan tegen harde voorwerpen. Het is duidelijk merkbaar als men het achterbeen van opzij bekijkt. Zie afbeelding 17 en 18. [N 8, 90d, 90e, 90f, 90h en 90j; monogr.] I-9
dikke neus dikke kuit: dīēke kuit (Swalmen), mopneus: môpnaas (Swalmen), stompneus: < lm. wipneus.  stjompnaas (Swalmen) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] || neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)] III-1-1
dikke snee brood paardsnee: paersjnee (Swalmen) Een dikke snee (haacht, hawiejk, wiejk, pil, stuut, hiejs?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke want want: wante (Swalmen) wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)] III-1-3
dikke wollen sjaal das: das (Swalmen) das, dikke wollen (winter)~ [N 23 (1964)] III-1-3
dikke, warme mantel mantel: mantjel (Swalmen) damesmantel, warme ~ [windvanger, kabang] [N 23 (1964)] III-1-3
dinsdag dinsdag: dee.sdig (Swalmen), deesdig (Swalmen, ... ), di.nsdig (Swalmen), dinsdich (Swalmen), dinsdig (Swalmen), igg kom tèənə deesdig (Swalmen) dag; dinsdag [N 07 (1961)] || de derde dag van de week, dinsdag [destag, dijsdag, dijnsdag, diessendag] [N 91 (1982)] || Dinsdag [ik kom ~] [SGV (1914)] III-4-4