27184 |
dak |
dak:
dāk (Q032b Sweikhuizen
[(meervoud: dākǝr)]
)
|
Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.]
II-9
|
19633 |
dampen |
zwademen:
zjwaamə (Q032b Sweikhuizen)
|
paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23256 |
de avond luiden |
avond luiden:
loewt oavend (Q032b Sweikhuizen)
|
Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23594 |
de kaarsen aansteken |
aansteken:
aansjtèèke (Q032b Sweikhuizen)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23260 |
de middag luiden |
middag luiden:
loewt middig (Q032b Sweikhuizen)
|
Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23550 |
de mis dienen |
dienen:
deene (Q032b Sweikhuizen)
|
De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23519 |
de mis doen |
de mis doen:
de més doon (Q032b Sweikhuizen)
|
De mis doen, opdragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19859 |
de tafel dekken |
tafel gereedmaken:
taofel gerijtmakə (Q032b Sweikhuizen)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
23470 |
de zondag inluiden |
zondag luiden:
loewt zóndig (Q032b Sweikhuizen)
|
Het luiden van de klokken op zaterdagavond na het angelus [zondag luiden, de zondag inluiden?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24407 |
dekken |
dekken:
WLD
dékkə (Q032b Sweikhuizen)
|
Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|