e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rozenbottel appelenteer: appeletêre (Swolgen) rozenbottel [SGV (1914)] III-4-3
rozijn rozijn: rozin (Swolgen) rozijn III-2-3
rozijnenbrood pruimpjesweg: prymkəswɛx (Swolgen), rozijnenweg: rozinəwɛx (Swolgen) rozijnenmik III-2-3
rug rug: rŭg (Swolgen), rùg (Swolgen) rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
rug, aangeaard stuk rug: røx (Swolgen) De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.] I-5
ruien ruien: röje (Swolgen) ruien III-4-1
ruin ruin: ryn (Swolgen) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruiten in het kaartspel ruiten: ruten oas (Swolgen) Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
rund rind: rent (Swolgen) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel horzel: hoarsel (Swolgen) horzel [SGV (1914)] III-4-2