e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strowis stroo(i)ewis: strø̜i̯ǝwes (Swolgen) Klein busseltje lang stro, met name gebruikt om er een stroband van te maken. [S 36; monogr.] I-4
struik (alg.) struik: stroek (Swolgen) struik III-4-3
struikelen struikelen: strøkele (Swolgen) struikelen [SGV (1914)] III-1-2
stucadoor plafonner: plafǫnǝr (Swolgen) Arbeider die bepleisteringen op muren en plafonds aanbrengt. De woordtypen 'stucpaffer' en 'pleisterbuil' werden in Q 121 gebruikt voor de stucadoor die de eerste pleisterlaag met grote kracht tegen de muur smeet. Op deze wijze werd de hechting van het materiaal aan de muur bevorderd. [N 30, 3c; monogr.; div.] II-9
stuiken in het kuiltje stuiken: knikkers stoeke iene kŭŭlke (Swolgen), putjeschieten: pötje schīēte (Swolgen), stuiken: stoeke (Swolgen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || stuiken [knikkers ~ in een kuiltje] [SGV (1914)] III-3-2
stuiven van droog zand of stof stuiven: stuve (Swolgen) stuiven [SGV (1914)] III-4-4
stuiver stuiver: stuver (Swolgen) stuiver [SGV (1914)] III-3-1
stuk grond perceel: pǝrsiǝl (Swolgen), plak: plak (Swolgen) Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.] I-8
stuks -vee einden: ɛndǝ (Swolgen) Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2] I-11
stuntelen hampelen: hāmpele (Swolgen), hannesen: hannese (Swolgen), haspelen: hāspele (Swolgen) onhandig doen || onhandig iets doen III-1-4