| 20847 |
suiker |
suiker:
soeker (L246a Swolgen),
sukər (L246a Swolgen)
|
suiker [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 33230 |
suikerbiet |
suikerbiet:
sukǝrbit (L246a Swolgen)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
| 25651 |
taai-taaiplank |
taalplank:
tājplaŋk (L246a Swolgen)
|
Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.]
II-1
|
| 20704 |
taaie pannenkoek |
leren thijs:
lēͅrən tis (L246a Swolgen, ...
L246a Swolgen)
|
koek zonder gist || pannenkoek zonder gist
III-2-3
|
| 20745 |
taart |
taart:
taart (L246a Swolgen)
|
taart [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 26541 |
taatspot van de kleine spil |
potje:
pø̜tjǝ (L246a Swolgen),
taatspot:
taatspot (L246a Swolgen)
|
De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21]
II-3
|
| 20891 |
tabak |
tabak:
tebak (L246a Swolgen)
|
tabak [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 19667 |
tafel |
tafel:
toafel (L246a Swolgen),
tōͅfəl (L246a Swolgen),
toͅfəl (L246a Swolgen)
|
een houten tafel [Roukens 12 (1937)] || tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 24727 |
takken (coll.) |
tak (mv.):
tĕk (L246a Swolgen)
|
takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|