e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trechter trechter: trɛ̄chter (Swolgen) trechter [SGV (1914)] III-2-1
treden treden: trèje (Swolgen) treden, van mann. vogels III-4-1
treiteren drillen: drille (Swolgen), kwellen: kwèlle (Swolgen), sarren: sarre (Swolgen) kwellen [SGV (1914)] || sarren [SGV (1914)] || treiteren III-1-4
trekharmonica monica: monika (Swolgen) harmonica [SGV (1914)] III-3-2
trekken trekken: trèkke (Swolgen) trekken [SGV (1914)] III-1-2
trekzaag, boomzaag kortijzer: kǫrt˱īzǝr (Swolgen), kortzaag: kǫrt˲zāx (Swolgen) Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 √† 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.] II-12
treuzelaar semmelaar: semmeler (Swolgen), troggelaar: truggeler (Swolgen), zeverklep: zeiverklep (Swolgen) iemand die treuzelt, zeurkous || treuzelaar III-1-4
treuzelen troggelen: trŭggele (Swolgen) treuzelen [SGV (1914)] III-1-4
troebel, vuil (water) gemoerd: gemuurd (Swolgen) troebel [SGV (1914)] III-4-4
troef troef: troef (Swolgen) troef [SGV (1914)] III-3-2