| 18140 |
verstuiken |
verstuiken:
verstøke (L246a Swolgen),
verstøkt (L246a Swolgen)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stō̞kə (L246a Swolgen)
|
stoken, vuur aan hebben
III-2-1
|
| 24555 |
verwelkt |
slak:
in: de bloemen hangen slak
slak (L246a Swolgen)
|
verwelkt, verslapt
III-4-3
|
| 18931 |
verzuimen |
verzuimen:
verzümme (L246a Swolgen)
|
verzuimen
III-1-4
|
| 23312 |
vespers |
vesper (lat.):
də vɛ:spər (L246a Swolgen)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
| 18277 |
vest |
vestje:
vĕsje (L246a Swolgen)
|
vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3
|
| 33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (L246a Swolgen)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
| 22832 |
vieren |
vieren:
gəvî:rt (L246a Swolgen)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
| 26487 |
viertakrijn |
viertaktrijn:
viertaktrijn (L246a Swolgen)
|
Rijn met vier rijntakken. [N O, 15d; A 42A, 21; Vds 132; Coe 101; N O, 15b; N O, 15c]
II-3
|
| 25354 |
vijl |
rijf:
rīf (L246a Swolgen),
vijl:
vil (L246a Swolgen)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|