| 21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemoeje (L246a Swolgen)
|
bemoeien [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
zich ienbeelde (L246a Swolgen)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 33038 |
zicht |
zicht:
zēxt (L246a Swolgen)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
| 17975 |
ziek |
ziek:
zīēk (L246a Swolgen)
|
ziek [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 17980 |
ziekte |
ziekte:
ziekt (L246a Swolgen)
|
ziekte [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 23338 |
ziel |
ziel:
zīēl (L246a Swolgen)
|
ziel [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieke (L246a Swolgen),
zien:
zie (L246a Swolgen),
zīn (L246a Swolgen)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
| 26611 |
zingend geluid |
speelman:
spølman (L246a Swolgen)
|
In l 246 sprak men van het speelmannetje en in l 164, l 246a en l 320 van de speelman wanneer de stenen goed gescherpt waren en dus goed liepen. [A 42A, add.; A 42A, 50 add.]
II-3
|
| 19680 |
zitbank |
bank:
bāŋk (L246a Swolgen)
|
bank
III-2-1
|
| 17827 |
zitten |
zitten:
zitte (L246a Swolgen)
|
zitten [SGV (1914)]
III-1-2
|