e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Swolgen

Overzicht

Gevonden: 2342
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braam braamberenstruik: brǫmbęrǝstruk (Swolgen) Rubus fruticosus L. Het bekende moeilijk te verwijderen doornige gewas in wegbermen, aan bosranden en dergelijke met tot 3 meter lange gestekelde takken, die vaak boogvormig overhangen, en zwarte (onrijp: rode) samengestelde smakelijke vruchtjes. De gewone braam bloeit van mei tot juli met witte tot roze bloempjes. Ook in cultuur om de eetbare vruchten. De vraag in de enquête van J. Goossens is gesteld vanwege de braamtakken in verband met de vervaardiging van korven. Deze worden gemaakt van strowissen en de lange taaie braamtakken die van hun doornen zijn ontdaan. [JG 1a, 1b; A 13, 5b; RND 82; monogr.] I-5
braambes braamberen: brombē̝ͅrə (Swolgen), brŏŏmbêr (Swolgen), brómbèèr (Swolgen, ... ) braam(bessen) [RND] || braambes [SGV (1914)] III-4-3
braambessen braamberen: brǫmbē̜rǝ (Swolgen) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik braamberenstruik: brŏŏmbêrestroek (Swolgen), brómbèrestroek (Swolgen, ... ) braambessenstruik || braamstruik [SGV (1914)] III-4-3
braden braden: broaje (Swolgen) braden [SGV (1914)] III-2-3
braken kotsen: kŏtsen (Swolgen) kotsen [SGV (1914)] III-1-2
branden branden: de stoaf brand (Swolgen) brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp brander: brander (Swolgen) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] III-2-1
brandewijn brandewijn: brandəwīn (Swolgen) brandewijn III-2-3
brandhout brandhout: brandholt (Swolgen), branthoͅlt (Swolgen), brānthōlt (Swolgen) [SGV (1914)]brandhout [SGV (1914)] I-7, III-2-1