| 33662 |
dries |
dries:
dris (L246a Swolgen)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|
| 18866 |
driftig |
giftig:
gif-tig (L246a Swolgen),
giftig (L246a Swolgen)
|
driftig [SGV (1914)] || driftig, boos
III-1-4
|
| 22655 |
drijftol |
drijftol:
drieftŏl (L246a Swolgen)
|
drijftol [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 19575 |
drinkbeker |
drinkbeker:
drēŋk˂bēͅkər (L246a Swolgen),
pintje:
pēntjə (L246a Swolgen)
|
blikken drinkbeker || drinkbeker
III-2-1
|
| 34333 |
drinken bij de zeug |
zuiken:
zȳǝkǝ (L246a Swolgen)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
| 19574 |
drinkglas |
glas:
glās (L246a Swolgen, ...
L246a Swolgen)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|
| 19562 |
drinkglas met voet |
schopje:
sxøͅpkə (L246a Swolgen)
|
klein drinkglas op voet
III-2-1
|
| 20564 |
droesem |
dras:
dras (L246a Swolgen),
drats:
drats (L246a Swolgen)
|
droesem [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 20507 |
dronkaard |
zatterik:
zatərek (L246a Swolgen)
|
zatlap, dronkelap
III-2-3
|
| 20635 |
dronken |
teut:
tø̄t (L246a Swolgen),
zat:
zat (L246a Swolgen)
|
dronken || zat [SGV (1914)]
III-2-3
|