e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinken drinken: drinken (Tegelen), driŋkə (Tegelen), met een v-tje op de i  drinke (Tegelen), drinkĕ (Tegelen), lessen: lèssə (Tegelen) drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinken bij de zeug zuiken: zūkǝ (Tegelen) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glaas (Tegelen, ... ), glās (Tegelen), gloos (Tegelen), pint: 1 dl.  pēnt (Tegelen) drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] III-2-1
drinkglas met voet schopje: sjöpke (Tegelen), schopjesglas: sjöpkesglaas (Tegelen) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] III-2-1
drinkkuil in de wei drinkplaats: drinkplaats (Tegelen), poel: pōl (Tegelen) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
drinknap duppen: dø̜pǝ (Tegelen  [(meervoud: dø̜pǝs)]  ) Aarden drinknap, potje. [monogr.] II-8
droesem dras: draós (Tegelen, ... ) droesem || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
droge koe guste koe: gȳstǝ ku (Tegelen) Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73] I-11
droge plekken in moeras bult: bø̜lt (Tegelen) Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9] I-8
drogen, droog worden (van gemaaid gras) drogen: dryǝgǝ (Tegelen), versterven: vǝrštęrvǝ (Tegelen) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3