e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gat in een kledingstuk gat: B.v. in de zök. [´ : sleeptoon]  gáat (Tegelen) gat, opening III-1-3
gat in een klein dakschild uilegat: ylǝgāt (Tegelen) In het kleine dakschild (boven de korte gevel) van een schilddak treffen we vaak een gat (soms een luik) aan om de zolder te beluchten en te belichten. De benamingen zijn vaak, vanwege functionele overeenkomst, dezelfde als voor het venster onder een dakwelving (zie dat lemma, 4.2.13). [N 4A, 45a; N 4, 26c] I-6
gat, opening gat: gaat (Tegelen), Tegelen Wb.  ’n gáat (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd) sleept)  e gaa’t (Tegelen) gat (znw enk) [N 26 (1964)] III-4-4
gat, opening (mv) gater: gater (Tegelen), Tegelen Wb.  twië gaater (Tegelen), Veldeke (iets gewijzigd)  twië gaater (Tegelen), twië gater (Tegelen) gaten (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-4
gaten in de kruim gaten: gātǝr (Tegelen) De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69b luidde: "Hoe noemt men de gaten in de kruin van het brood?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' moest zijn, heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. [N 29, 69b; N 29, 69a; monogr.] II-1
gebakje gebakje: Syst. Veldeke  gebakjes (Tegelen), Syst. WBD  gebakje (Tegelen, ... ), gebékske (Tegelen), taartje: Syst. Veldeke  taertje (Tegelen), Syst. Veldeke met div. namen, naar de vulling  taertjes (Tegelen), Syst. WBD  taertje (Tegelen) Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebakken aardappelen bradertjes: bräo’terkes (Tegelen), gebakken patatten: Syst. Veldeke  gebakke petatte (Tegelen), Syst. WBD  gebakke petatte (Tegelen), gebraden patatten: Syst. Veldeke  gebraoje petatte (Tegelen), Syst. WBD  gebraoje petatte (Tegelen), patattenschijfjes: Syst. WBD  petattesjīēfkes (Tegelen) In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)] || pas geoogste ondermaatse aardappeltjes, speciaal met veel vet of olie gebraden III-2-3
gebakken pan gaarpan: gārpan (Tegelen) [monogr.] II-8
gebarsten en zwartgeblakerd geschroeid: gǝšrø̄t (Tegelen) [N 29, 66b; monogr.] II-1
gebarsten en zwartgeblakerde korst verbrande korst: vǝrbrandǝ kors (Tegelen) Door een te hoge oventemperatuur ontstaat er een verkoolde korst. Een aantal benamingen duidt op het hele brood. [N 29, 66b; N 29, 66a] II-1