e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gele lupine akkerlupine: akkerlupine (Tegelen), filipinen: filǝ`pinǝ (Tegelen), flø`pine (Tegelen), lupinen: ly`pinǝ (Tegelen), lǝpīnǝ (Tegelen) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele voederwortel gele wortelen: gē̜lǝ wortǝlǝ (Tegelen) Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5
gelezen mis stille mis: sjtil mis (Tegelen) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gelofte gelofte: gelofte (Tegelen) Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloof geloof: GELAUF (Tegelen) Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloven geloven: geluuëve (Tegelen) Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] III-3-3
geluid van naderend onweer rommelen: rommelə (Tegelen) eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4
geluidloos een wind laten ene over de sokken laten (gaan): euver de zök laote gaon (Tegelen), Schertsend.  euver de zök laote gaon (Tegelen) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
gemakkelijk gemakkelijk: gemekkelek (Tegelen, ... ), gemekkelik (Tegelen), gemekkelĭĕk (Tegelen), op zijn gemak: op sien gemaak (Tegelen), op zien gemaak (Tegelen, ... ), op zīēn gəmaak (Tegelen) gemakkelijk [DC 02 (1932)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4
gemalen en gezuiverd graan bokkesmeel: boqǝsmē̜l (Tegelen), gebuild meel: gǝbȳlt mē̜l (Tegelen), roggemeel: rø̜gǝmē̜l (Tegelen), weitemeel: węjtǝmē̜l (Tegelen) Omdat de vraagstelling niet helemaal duidelijk was, kwamen er bij de antwoorden op de vraag naar de naam voor "gemalen en gezuiverd graan" zowel meel- als bloem-opgaven voor. Meel bestaat uit het inwendige van de tarwe- of roggekorrel plus de zemel, dus het is de geheel vermalen korrel, terwijl de bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern (Schoep blz. 12). Vroeger werd de gehele korrel vermalen tot meel. Daarna werd het meel gezeefd, waarbij een groot deel der zemelen achterbleef op de zeef. Het gezeefde product was dan de bloem, die echter nog heel wat zemeldelen bevatte (Schoep blz. 13). De voor dit lemma opgegeven bloem-varianten zijn verplaatst naar het lemma ''bloem''. [N 29, 14b; N 29, 15c; N 16, 80] II-1