e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groefleger groefleger: grōflēgǝr (Tegelen) Vlak waarop en richting waarin de natuursteen in de groeve gelegen was. In lagen of banken gegroeide natuursteen dient bij verwerking ø̄inø̄, niet ø̄tegenø̄ het groefleger geplaatst te worden. Volgens de invuller uit Q 99* was dit vooral belangrijk bij mergelblokken. Deze werden daarom altijd afgeleverd met een merkteken, een ø̄blutsjeø̄, aan de bovenkant. [N 31, 31e] II-9
groefschaaf groefschaaf: grōfšāf (Tegelen), grǭfšāf (Tegelen) De schaaf van de ploegschaafset waarmee men de groeven schaaft. Zie afb. 42 en vergelijk ook het lemma ɛgroefɛ in wld II.9, pag. 158.' [N 53, 68a-b] II-12
groeien groeien: grĕŭie (Tegelen), grĕŭiə (Tegelen), grø:jə (Tegelen), grø̄i̯ǝ (Tegelen), grø̜̄i̯ǝ (Tegelen), groot worden: grōēt wĕre (Tegelen), groter worden: grotər wɛ:rə (Tegelen), grŏəter wère (Tegelen), wassen: wasǝ (Tegelen) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] I-4, III-1-1
groeizaam weer geels: Nb. Min of meer overvloedig (geel, geil).  gaols (Tegelen), Nb. Zie bij vraag 1c.  gaols (Tegelen), gezegend weer: gezaegend waer (Tegelen), groeizaam (weer): Nb. Het weer in de zomer: zomerswaer.  greujzaam waer (Tegelen), mals (weer): mals (Tegelen), mals wéér (Tegelen), mals waer (Tegelen), vet weer: vet waer (Tegelen, ... ), vĕt waer (Tegelen), vèt waer (Tegelen), Nb. "e"van luitse "der".  vet wéér (Tegelen), wasbaar weer: wasbaar waer (Tegelen, ... ) groeizaam weer (in de zomer) [vet] [N 22 (1963)] || mals regenachtig weer (in de zomer) [vers, vörs] [N 22 (1963)] III-4-4
groene bladluis groene luis: gruene loës, mv. luus (Tegelen) insectjes onder een blad, groen [DC 68 (1993)] III-4-2
groene pan groenpan: grø̄̄npan (Tegelen) Gedroogde, nog niet gebakken dakpan. [monogr.] II-8
groenling groenvink: cf. etym.aant.  greunvink (Tegelen), mosvink: vanwege het mosgroene verenkleed  mòsvink (Tegelen) groenling III-4-1
groenmest groenbemesting: grønbǝmęsteŋ (Tegelen), grø̄nbǝmesteŋ (Tegelen) Groenmest is het gewas dat gebruikt wordt voor groenbemesting. Daaronder verstaat men het verbouwen en daarna onderploegen van een groen gewas, dat in symbiose met stikstofbindende organismen leeft. De stikstof dient als meststof voor een volgend gewas. De gewassen die hiertoe dienen zijn nogal verschillend. In de navolgende plaatsen worden gebruikt: lupine K 278, 318, 357, 358, L 159a, 163, 164, 210, 211, 265, 266, 269, 269a, 269b, 270, 271, 288a, 289, 289b, 290, 291, 292, 294, 295, 299, 316, 318, 318b, 320a, 321, 321a, 322, 322a, 325, 330, 331, 332, 366, 373, 374, 377, 378, 382, 387, 416, 420, 427, 429, 430, 431, 432, P 46, 50, 51, 56, 117, 120, 176, 176b, 177, 188, 211, Q 13, 15, 20, 22, 28, 30, 33, 35, 39, 71, 72, 80, 81a, 83, 94b, 95, 96a, 96c, 97, 98, 111, 112z, 113, 117a, 156, 175, 180, 187, 193, 196, 197, 197a, 196a, 203, 204a, 253; serradella L269, 270, 294, 321, 322, 329, 330, 374; spurrie L 373, 430; wikke L 430, Q 15, 180; klaver L 294, 330, Q 20, 33, 188; boekweit L 416; rogge $$(soms gesneden of als stoppels)$$ K 358, L 265, 270, 322, 329, 362, 416, Q 20, 117a, 180; onkruid L 269, 322, Q 15, 28, 121, 158, 197, 197a, 198b. [N M, 13; N 11, 27 add.; N 11A, 29b + c; JG 1b add.] I-1
groente gemeus: gemeus (Tegelen) verzamelnaam voor koolsoorten, behalve bloemkool III-2-3
groenten bij elkaar zoeken zeumeren: zeumərə (Tegelen) Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)] III-2-3