e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heizode los- en stukploegen de hei breken: dǝ hęi̯ brē̜kǝ (Tegelen) [N 27, 16] I-8
hek aan de ingang van een wei hek: hɛk (Tegelen) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
hek, hekwerk staketsel: štaŋkɛtsəl (Tegelen) staketsel, ijzeren hek III-2-1
hel hel: hèl (Tegelen) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
helemaal, geheel en al ram: Vb. - hae wáas ram van de zök (volkomen afgemat, vermoeid). - hae wáas dr ram van aaf (was helemaal de kluts kwijt). - de fiets was ram kepot (was totaal vernield).  ram (Tegelen), rats: Vb. - mienen euverjas is rats versjleete (is totaal versleten). - zienen auto is rats op de reube (idem).  rats (Tegelen), rattekaal: Vb. ze hebbe m de haor rattekaal aafgesjneeje.  rat⁄tekaal (Tegelen) helemaal, geheel en al III-4-4
helpen helpen: helpe (Tegelen) helpen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
hemel hemel: he.məl (Tegelen), heemel (Tegelen) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND] III-3-3
hemelrijk hemel: heemel (Tegelen) Het hemelrijk. [N 96D (1989)] III-3-3
hemelvaartsdag hemelvaartsdag: hemelvaartsdaag (Tegelen) Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3
hen met kuikens kloek: kluk (Tegelen), klūk (Tegelen) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12