e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hen zonder staart bolvot: bolvot (Tegelen), bolvots: bolvots (Tegelen) [N 19, 62b; monogr.] I-12
hengsel hengel: heŋəl (Tegelen), hingel (Tegelen, ... ), hengsel: hingsel (Tegelen, ... ) hengsel van emmer, ketel, etc || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1
hengst hengst: heŋs (Tegelen) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
hengstebit beugel: bø̄gǝl (Tegelen), hengstegebit: heŋstǝgǝbet (Tegelen) Bit met een beugel in plaats van een kinketting. [N 13, 50] I-10
hengstveulen hengstveulen: heŋstvø̄lǝ (Tegelen) Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9
herdershond herdershond: hęrdǝrshoŋk (Tegelen), hęrdǝrshǫnt (Tegelen), schaapshond: šǭpshoŋk (Tegelen), scheperhond: šīǝpǝrhoŋk (Tegelen), schepershond: šīpǝrshoŋk (Tegelen) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herdersschopje schepersschupje: šiǝpǝrsšø̜pkǝ (Tegelen), šīpǝršø̜pkǝ (Tegelen) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herderstasje herderstasje: herderstasje (Tegelen) gewoon herderstasje [DC 58 (1983)] III-4-3
herenfiets herenfiets: hieërefiets (Tegelen) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
herfst, najaar herfst: den herfs(t) (Tegelen), herfs (Tegelen, ... ), najaar: naojaor (Tegelen) herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)] III-4-4