e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
herfstdraden herfstdraden: herfsdröt (Tegelen), herfstdräöd (Tegelen), Herfstdraden.  herfs-dräod (Tegelen), herfstvamen: herfstvaem (Tegelen), Herfstvamen.  herfs-vaem (Tegelen) herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)] III-4-4
herik herik: hɛrek (Tegelen), -  haerik (Tegelen), hering: hēreŋ (Tegelen), -  hering (Tegelen) herik (Sinapis arvensis L.) [DC 43 (1968)] || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.] I-5, III-4-3
herkauwen herkauwen: hɛrkau̯wǝ (Tegelen) Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.] I-11
hermelijn hermelijn: herməlien (Tegelen), witte wezel: witte wezel (Tegelen) hermelijn [DC 07 (1939)] III-4-2
hersenen hersens: herses (Tegelen) Hersenen [DC 58 (1983)] III-1-1
het angelus luiden luiden: et luut (Tegelen, ... ), luuje (Tegelen, ... ) Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)] || Het angelus luiden in de ochtend [de morgenklok?] [het luidt......?]. [N 96A (1989)] || Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
het bakproces ten einde brengen gaar (zijn): (het brood is) gār (Tegelen), gaar worden: gār wē̜rǝ (Tegelen) De baktijd, de tijd die nodig is om een goed gebakken brood te verkrijgen, is verschillend en afhankelijk van de oventemperatuur, van de grootte van het te bakken brood, van de bij de deegbereiding gebruikte grondstoffen (Schoep blz. 107). [N 29, 49] II-1
het deeg op de werkbank verdelen verdelen: vǝrdęjlǝ (Tegelen) Het verdelen van het deeg in stukken die, eenmaal gevormd en gebakken, de bepaalde broodvorm met het bepaalde gewicht zullen geven. De bij deze vraag opgegeven woordtypen "afwagen", "wagen", "afwegen", zijn overgebracht naar het lemma ''deeg afwegen''. [N 29, 32a; N 29, 30b; monogr.] II-1
het doopwater wijden op paaszaterdag wijden: wieje (Tegelen), wijwater halen: wiewaoter hoale (Tegelen) Het gebruik om op Paaszaterdag het doopwater te wijden en wijwater te halen. [N 96C (1989)] III-3-3
het heilig hartbeeld laten introniseren inzegenen: inzegene (Tegelen) Een beeld van het H.Hart in het huisgezin laten introniseren, d.w.z. plechtig een ereplaats geven, door een parochiegeestelijke, wanneer die op huisbezoek komt. [N 96B (1989)] III-3-3