e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karwip karwip: [kar]wep (Tegelen) Werktuig dat door smeden wordt gebruikt om karren op te lichten, bijvoorbeeld wanneer er onderdelen van een wiel zoals een naafbus of wielband vervangen moeten worden. Het bestaat uit een getande stang die door middel van een hefboom omhoog en omlaag kan worden bewogen. Mogelijk kunnen met de termen in dit lemma ook andere soorten heftoestellen worden bedoeld. Zie ook afb. 208. [N 17, 81; N 33, 283; monogr.] II-11
kast kast: kas (Tegelen, ... ) kast [DC 39 (1965)] III-2-1
kast voor liturgische gewaden kast voor de miskleren: de kas veur de miskleier (Tegelen), kerkklerenkast: kerkkleierkast (Tegelen) De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)] III-3-3
kastplank schap: šā.p (Tegelen), šāp (Tegelen) legplank, steunend op 2 als consoles uitgezaagde korte plankjes, met 2 haken tegen de muur bevestigd. Ook: legplanken in de muurkasten || plank in een kast [DC 16 (1948)] III-2-1
kater kater: kāātər (Tegelen) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
kathedraal kathedraal: kattedraal (Tegelen) Een kathedraal. [N 96A (1989)] III-3-3
katrol katrol: katrǫl (Tegelen) Katrol, in gebruik bij het omhooghijsen van het rund. [N 28, 64; N 28, 65] II-1
kattegat kattegat: katǝgāt (Tegelen) Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.] I-6
kauw dool: daol (Tegelen), dōāÒl (Tegelen), dèèlke, dölke, daol (Tegelen), dooltje: dèèlke, dölke, daol (Tegelen), döölke (Tegelen), kauwtje: kauwke (Tegelen) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw || kauw, torenkraai III-4-1
kauwen bijten: bīētə (Tegelen) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3