29677 |
klad |
lap:
lap (L270p Tegelen)
|
Boven de vorm uitstekend, overtollig stuk klei, dat met behulp van de afstrijkboog of het afstrijkmes wordt afgesneden. [N 98, 80; monogr.]
II-8
|
34158 |
klam trekken |
aantrekken:
āntrɛkǝ (L270p Tegelen)
|
Klam trekken is een teken van drachtigheid. Ongeveer vier of zes weken na de bevruchting is voor het eerst waar te nemen of een koe drachtig is. Wanneer men dan op de uier drukt, komt er een taai, kleverig vocht uit. [N 3A, 38a]
I-11
|
23477 |
klank van een klok |
klank:
klank (L270p Tegelen)
|
De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24185 |
klapekster |
schratelekster:
sjratelen is schreeuwen
sjraatelèkster (L270p Tegelen),
struikekster:
sjtroekèkster (L270p Tegelen)
|
klapekster
III-4-1
|
24858 |
klaproos |
klaproos:
klaprūǝs (L270p Tegelen)
|
Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.]
I-5
|
31951 |
klauwhamer |
klauwhamel:
klǫwhāmǝl (L270p Tegelen)
|
Hamer waarvan de kop een gespleten en vaak ook gekromd uiteinde heeft, waarmee men spijkers uit het hout kan trekken. Van de klauwhamer bestaan verschillende uitvoeringen. Het oudere model heeft meestal geen gekromde hamerpin, het recentere model wel. Zie ook afb. 87. [N 53, 131; monogr.]
II-12
|
33256 |
klaver, algemeen |
klee:
kliǝ (L270p Tegelen)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
kruitseren:
krütsere (L270p Tegelen),
Krütsere keuning: klaveren heer. Vero.
krütsere (L270p Tegelen)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - IV. Klaveren. [DC 52 (1977)] || Klaveren (in t kaartspel).
III-3-2
|
28646 |
klaverhoning |
kleehoning:
kliǝhōneŋ (L270p Tegelen)
|
Honing afkomstig van de klaverbloesem. Klaver is een zeer goede drachtbron, die uiteindelijk een heel fijne tafelhoning oplevert. De klaverhoning is geel van kleur en mild van smaak. [N 63, 112b; monogr.]
II-6
|
18171 |
kledij, kleren |
kledage:
kleiaazie (L270p Tegelen),
Kleiaazie (L270p Tegelen),
kleiazie (L270p Tegelen),
kleijaa(s)zje (L270p Tegelen),
kleijazie (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
kleren:
kleier (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
kleiër (L270p Tegelen),
klēīĕr (L270p Tegelen),
(et kleit)
kleijər (L270p Tegelen),
(het kleid)
klei|er (L270p Tegelen),
t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]:
kleier (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
kleijer (L270p Tegelen),
kleiër (L270p Tegelen)
|
... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)] || kleding || Kleding (algemeen). Wat is in uw dialect het algemene woord voor kleding heel in het algemeen? [DC 62 (1987)] || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)]
III-1-3
|