e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krakeling kerstkransje: Syst. Veldeke  körstkrenskes (Tegelen), krakeling: Syst. Veldeke  krakeling (Tegelen), Syst. WBD  kraakeling (Tegelen), krakeling (Tegelen) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
krakende schoen kraakschoen: kraaksjóon (Tegelen), onbetaald  kraaksjoon (Tegelen), onbetaald!  kraaksjòon (Tegelen) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
kralen van de rozenkrans kralen: kralle (Tegelen) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kram sluithaak: šluthǭk (Tegelen), (mv)  šlū.thø̜̄k (Tegelen) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
krampig (een) krampige: kręmpegǝ (Tegelen), (het heeft de) kramp: kramp (Tegelen) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
kransen krans (zn.): krans (Tegelen) Een krans van dennegroen maken voor een priesterfeest [krensen]. [N 96D (1989)] III-3-3
kreeft kreeft: kraeft (Tegelen) kreeft III-2-3
kreek, stilstaand water beek: baek (Tegelen) kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)] III-4-4
krekel krekel: kreekəl (Tegelen), krèkel (Tegelen) krekel [DC 07 (1939)] III-4-2
krentenbol krentenbol: Syst. WBD  krintebol (Tegelen), krentenbroodje: kleine ronde broodjes met rozijnen  krintebruëdjes (Tegelen), Syst. Veldeke  krintebruedje (Tegelen), krintebruudje (Tegelen), Syst. WBD  krintebruudje (Tegelen), krintebruëdje (Tegelen), krintebrūūdje (Tegelen) Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)] || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] III-2-3