e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metselstenen bevochtigen nat maken: nāt mākǝ (Tegelen) Metselstenen nat spuiten. Om een goede aanhechting tussen mortel en steen te verkrijgen, worden metselstenen doorgaans een avond vóór het verwerken bevochtigd. Dit voorkomt dat de droge steen tijdens het metselen te veel water uit de mortel opneemt. [N 31, 13a] II-9
metselzand bergzand: bɛrǝx˲zaŋk (Tegelen), kiezelzand: ketsǝlzaŋk (Tegelen), maaszand: mās˲zaŋk (Tegelen), metselzand: mɛtsǝlzaŋk (Tegelen), papzand: pap˲zaŋk (Tegelen), scherpe zand: šɛrǝpǝ zaŋk (Tegelen), schuurzand: šūrzaŋk (Tegelen), voegzand: vōx˲zaŋk (Tegelen), zilverzand: zelǝvǝrzaŋk (Tegelen) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
metworst droogworst: drŭŭəgwòrs (Tegelen), metworst: klein bloedworst  metwors (Tegelen) metworst [N 06 (1960)] || metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] III-2-3
middag (s middags) middag: midáág (Tegelen) middag [RND] III-4-4
middagmaal eten: ètĕ (Tegelen), middag, de -: middig (Tegelen), middageten: middaagèten (Tegelen) maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
middendeel van het paard middelhand: medǝlhaŋk (Tegelen), middenstuk: medǝštø̜k (Tegelen) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden naafbanden: nǭf˱bɛŋ (Tegelen), speekbanden: špęjk˱bɛŋ (Tegelen) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenpad middenpad: middepaad (Tegelen), geslacht is mannelijk !!  middepaad (Tegelen) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenschip middelschip: middelsjeep (Tegelen), middenpad: in de middepaad (Tegelen), schip: sjeep (Tegelen) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
midvoor middenvoor: middeveur (Tegelen) Midvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2