e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pinkelen kneien: Dit spelletje noemt men in het Nederlands: pinkeren.  knaeje (Tegelen), n Stokje ter lengte van 20 à 25 cm werd aan beide zijden spits gemaakt; door met n andere stok op een der toegespitste einden te slaan vloog het knaejklöppelke in de lucht. Vero.  knaeje (Tegelen) 1. Straatspel voor jongens. || Pinkeren. III-3-2
pinkelhoutje kneikluppeltje: Sub knaeje: Straatspel voor jongens. n Stokje ter lengte van 20 à 25 cm werd aan beide zijden spits gemaakt; door met n andere stok op een der toegespitste einden te slaan vloog het knaejklöppelke in de lucht. Vero.  knaejklöppelke (Tegelen) [Stokje bij knaeje]. III-3-2
pinksterbloem pinksterbloem: peŋkstǝrblōm (Tegelen) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] I-5
pinksteren pinksteren: pinkstere (Tegelen) Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) pikken: pikke (Tegelen), prikstekken: priksjtekke (Tegelen) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pissebed bedpis: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  bèdpies (Tegelen), keldervarken: kel’dervèrke (Tegelen), oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  keldervarken (Tegelen), steenmot: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  steenmot (Tegelen), stekelvarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  stikkelverke (Tegelen), wild varken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  wilde varkens (Tegelen) pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kaer (Tegelen) kern, pit I-7
pit, kern van fruit pit: pet (Tegelen) [RND 10] I-7
plaats waar men het slachtvee treft om het te verdoven hersens: hersens (Tegelen), ster: štɛr (Tegelen) Verdooft men het dier met het schietmasker, dan moet de pin de kop binnendringen op het snijpunt van de lijnen linkerhoorn-rechteroog en rechterhoorn-linkeroog. Verdooft men het dier met een hamer of iets dergelijks, dan slaat men het doorgaans de schedel is. [N 28, 7; monogr.] II-1
plaats waar men het varken of rund steekt om het te doden halsslagader: halsšlāxǭr (Tegelen) In vragenlijst 28 is afzonderlijk gevraagd naar de plaats waar men het varken resp. het rund steekt om te doden. Aangezien er een grote overeenkomst bestond in woordtypen tussen beide vragen, zijn deze twee vragen tot één lemma versmolten. [N 28, 13a; N 28, 13b; monogr.] II-1