e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuifgrendel schoude: schaa:f (Tegelen), sjaaf (Tegelen, ... ), šāf (Tegelen), šāj (Tegelen), schuif: sjchoe:f (Tegelen), sjoe:f (Tegelen), slot: sjloat (Tegelen) schuifgrendel [N 07 (1961)] || Toestel waarmee deuren, luiken, etc. gesloten kunnen worden. Het bestaat uit een ronde, volgens de invuller uit Q 193 platte, metalen staaf die schuivend onder haken op een plaat is bevestigd. De schuifgrendel dient om een raam of deur in gesloten toestand vast te zetten. Zie afb. 64. Vgl. ook het lemma 'Krukschuifje'. Zie voor het woordtype 'schoude' ook RhWb (vii), kol. 886, s.v. 'Schalte': ø̄eisener Riegel zum Schieben, durch eine Schlaufe gehend, bei Holztoren, Garten-, Stalltüren, am Fensterladen.ø̄ [N 54, 94a; N 54, 96; L 6, 50; monogr.] II-9, III-2-1
schuifje van de biechtstoel raampje met schuifje: raemke met sjuufke (Tegelen), schuifje: schuufke (Tegelen), venstertje: vinsterke (Tegelen) Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)] III-3-3
schuiflat van de bankschroef geleider: gǝlęjdǝr (Tegelen) Een van gaten voorziene houten of ijzeren lat onder aan de bankschroef die ervoor zorgt dat de lip van de bankschroef evenwijdig met de poten van de werkbank blijft. Een pin die door een van de gaatjes van de lat wordt gestoken, voorkomt dat de lip tijdens het klemmen schuin kan trekken. Zie ook afb. 113. [N 53, 208f] II-12
schuilgaan van de maan gaat deronder: de maon geit drónger (Tegelen), kruipt weg: Neen. Men zegt weleens het bovenvermelde!  de maon kruup wèg (Tegelen), verduistert: de maon verduustert (Tegelen), verzuipt: de maon verzüpt (Tegelen) baaien van de maan, in de betekenis van de maan gaat schuil in een wolk; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schuimspaan schuimlepel: sjuum-laepel (Tegelen, ... ), sjūūmléépel (Tegelen, ... ), schuimslepel: šy(3)̄mslēͅpəl (Tegelen), schuimspaan: sjoemspoon (Tegelen) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schuimlepel || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)] III-2-1
schuin afzagen schuins afzagen: šø̜jns˱ āf˲zāgǝ (Tegelen) Een stuk hout, en meer in het bijzonder een keper aan het uiteinde schuin afzagen. Een keper is een soort balkje dat vooral in kapconstructies wordt gebruikt. Zie ook het lemma ɛribhoutɛ in deze aflevering en het lemma ɛkeperɛ in WLD ii.9, pag. 107.' [N 53, 23c] II-12
schuld schuld: sjöld (Tegelen), (= schuld).  sjöld (Tegelen) Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)] III-3-1
schuld zonder papieren losse schuld: Opm. gewoonlijk is dit ook nog wel ergens vastgelegd of opgeschreven.  losse sjöld (Tegelen), onderhandse schuld: ôngerhangse sjöld (Tegelen) schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)] III-3-1
schulpboor busboor: bø̜s˱bǭr (Tegelen), busever: bø̜s˱ē̜vǝr (Tegelen), navenboor: nāvǝbǭ.r (Tegelen) De grootste tapse avegaar die de wagenmaker bezit. Met dit werktuig maakt hij de voorgeboorde opening in de naaf van het wiel wijder en tapsvormig zodat daar vervolgens de naafbus in kan worden geslagen. Zie ook afb. 193. De schulpboor is doorgaans voorzien van een verwisselbare houten kruk. Door de grootte van het werktuig wordt het meestal door twee personen gehanteerd. Er werd dan een extra draaiboom aan de kruk bevestigd. Vgl. het volgende lemma. Zie ook het lemma ɛtapse avegaarɛ in de paragraaf over de werktuigen van de timmerman.' [N G, 32c; monogr.] II-12
schulpen schulpen: šø̜lpǝ (Tegelen) In het algemeen hout, en meer in het bijzonder een boom in de lengterichting doorzagen. Bij het kwartierzagen of kwartieren wordt de boomstam eerst in de lengte in vier stukken gezaagd. Vervolgens wordt dit kwart van de boomstam haaks op de jaarringen verder in delen gezaagd. Hout dat zo was gezaagd was, werd in (Q 71) kwartierhout (kǝtīrhōt) genoemd. Voordeel van kwartiergezaagd hout is dat dit vrijwel niet krom kan trekken. Het wordt dan ook bij voorkeur gebruikt bij het maken van meubels. Zie ook afb. 10. Voordat een boomstam door middel van een kraanzaag in delen wordt gezaagd, worden eerst met behulp van een smetlijn de zaaglijnen afgetekend. Zie ook de lemmata ɛsmettenɛ, ɛsmetlijnɛ en ɛsmetterɛ in de paragraaf over het meetgereedschap van de timmerman (pag. ).' [N 50, 43a; N 50, 52a; N 53, 21c; N 53, 22; monogr.] II-12