e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuifmeel stuifmeel: štȳfmę̄l (Tegelen) Het eiwitten- en vettengedeelte van het bijenvoedsel. Het wordt door de haalbijen uit de mannelijke geslachtsceldragers van een plant gehaald. [N 63, 43a; Ge 37, 143] II-6
stuifsneeuw jaagsneeuw: jaag-sjnië (Tegelen), jaagsjnië (Tegelen), stuifsneeuw: sjtuuf-sjnië (Tegelen, ... ), sjtuufsjnieje (Tegelen), sjtuufsjnië (Tegelen), stuuf sjnīēe (Tegelen) fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)] III-4-4
stuifzand vliegzand: vluug zangk (Tegelen) stuifzand, zeer fijn zand dat gemakkelijk stuift [vliegzand, stobber] [N 81 (1980)] III-4-4
stuiken putjetikken: om beurten met een stuiter de knikkers uit een in het zand getekende ronde pot gooien. Ook oettikke  pøͅtje tikke (Tegelen), stuiken: štukǝ (Tegelen), 2 spelers geven elk een gelijk aantal knikkers (1-3),, die vanop 2 passen afstand in een kuiltje gegooid moeten worden. Gespeeld met 2 kikkers (den eime), moet men 1 in en 1 uit het kuiltje sjtoeken om te winnen. Bij grotere antallen moet het oet-aantal paar zijn. Omp (oneven) betekent verlies.  sjtoeke (Tegelen), Een met de tegenspeler overeengekomen aantal knikkers in n kuiltje werpen. Komt er een even aantal buiten t kuiltje, dan heeft de inwerper alles gewonnen; met een oneven aantal is de tegenspeler winnaar.  sjtoekke (Tegelen), Men maakte een klein, ondiep kuiltje (poetje) in de grond en klopte de binnenwand hard en glad. Een der spelers hield nu b.v. 6 knikkers in zijn geopende hand en daagde de anderen uit, zeggende: "Wae lank mich de zes?"(lange = geven). Een der medespelers gaf daarop de uitdager 6 knikkers; deze ging op de knieën bij t poetje zitten, en wierp (sjtoekde) het dozijn knikkers met n voorwaartse, korte en stotende beweging in t kuiltje. De kunst was nu, dit zo te doen, dat door de schok een even aantal knikkers buiten het kuiltje rolde. Lukte dit, dan mocht hij de knikkers van zijn medespeler behouden; kwam er evenwel een oneven aantal buiten t poetje terecht, dan was t dozijntje voor de tegenspeler.  sjtoekke (Tegelen) Het op de juiste plaats gloeiend gemaakte werkstuk in de lengte samendrukken ten einde de gloeiende plaats korter en dikker te maken. Het stuiken kan op het aambeeld met behulp van hamerslagen worden gedaan. Ook door het werkstuk tegen of op het aambeeld of het stuikblok te stoten of te laten vallen, kan men de doorsnede ervan vergroten. Zie ook het lemma "stuikblok" en "stuikblok van het aambeeld". [N 33, 55; N 33, 284-285; N 66, 13d; monogr.] || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Knikkerspel. || Sub Knikkerspelen. II-11, III-3-2
stuiptrekken stuiptrekken: štyptrękǝ (Tegelen) Als de slachter het dier geschoten en gestoken heeft, blijft het nog enige tijd spartelen ten gevolge van het onwillekeurig samentrekken der spieren. [N 28, 16; monogr.] II-1
stuiptrekking stuiptrekkingen: štȳptrękeŋǝ (Tegelen) Het onwillekeurig samentrekken der spieren dat optreedt nadat het dier is geschoten en gestoken. [N 28, 16] II-1
stuitbeen stuitje: sjtuutje (Tegelen), vottenknookje: votteknäökske (Tegelen), votteknökse (Tegelen), vótteknèùkske (Tegelen) stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)] III-1-1
stuiven van droog zand of stof stuiven: sjtuuve (Tegelen), sjtūūve (Tegelen), ’t begint te stŭŭven (Tegelen), ’t sjtuuft (Tegelen), Nb. Lange "uu".  sjtuve (Tegelen) beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] III-4-4
stuiver knab: ⁄ne knap (Tegelen), stuiver: ⁄ne sjtuver (Tegelen), Opm. geen verschil.  ⁄ne sjtuuver (Tegelen) stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)] III-3-1
stuiver (belg.) knab: ⁄ne knap (Tegelen), stuiver: Opm. ziene sjtuver bijjdrage: e klein bietje.  ⁄ne sjtuver (Tegelen) Betekenis en uitspraak van: stuiver? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] III-3-1