e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tekenen een tekening maken: ǝn tęjkǝneŋ mākǝ (Tegelen) ksitęjkǝnǝ L 271; een constructietekening maken: ęjn kǫnštrøksitęjkǝne [N 53, 205a] II-12
telen, verbouwen verbouwen: vǝrbǫu̯ǝ (Tegelen) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
ten doop houden ten doop houden: ten doup haaje (Tegelen) Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)] III-3-3
ten offer gaan rondgaan: ronkgaon (Tegelen) De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)] III-3-3
ten volle bediend zijn bediend geworden: bedeend waere (Tegelen) Ten volle bediend zijn, d.w.z. gebiecht, de H. Communie en het H. Oliesel ontvangen hebben. [N 96D (1989)] III-3-3
tepel tepel: tepel (Tegelen), tepels (Tegelen, ... ), tēpǝl (Tegelen) borsttepels [N 10c (1961)] || Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] || Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)] I-9, III-1-1
tepel, tet mem: mɛm (Tegelen), mɛ̄m (Tegelen) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
ter begrafenis gaan naar de begrafenis gaan: nao de begrafenis gaon (Tegelen) ter begrafenis gaan [N 96D (1989)] III-2-2
teraardebestelling begraven: begrave (Tegelen) De teraardebestelling. [N 96D (1989)] III-3-3
teruglopen teruglopen: tryklǫwpǝ (Tegelen) Het teruglopen van de bij het dresseren ingeperste ruimte. [N 59, 81c] II-7