e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trompet treut: NB träóte: Het blazen op trompet of carnavalstoeter.  träót (Tegelen), vgl. pag. 86: geträöt, het ondeskundig of onzinnig blazen op een of ander blaasinstrument. Ook: het blazen op toeters met karnaval.  träöt (Tegelen) Trompet, carnavalstoeter. III-3-2
tros vruchten tros: troes (Tegelen) tros I-7
trossen kwasten: kwastǝ (Tegelen), poezen: (enk)  pūs (Tegelen  [(witte of rode kwast)]  ) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trots groots: gruëts (Tegelen), stolz (du.): stjols (Tegelen) trots, fier || trots, verwaand III-1-4
trouwboekje trouwboekje: trouwbukske (Tegelen) het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwen trouwen: trouwe (Tegelen) Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)] III-3-3
trouwkostuum bruidegom bruidspak: broeëdspak (Tegelen) het bruidspak van de man [broedsantsoch, broeds-mantoer] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwpak gekleed pak: gekleid pak (Tegelen), trouwpak: trouwpak (Tegelen, ... ) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trouwring trouwring: trouwrink (Tegelen) een trouwring [N 96D (1989)] III-2-2
trui tricot (fr.): tricot (Tegelen, ... ), triko (Tegelen), vroeger  triko (Tegelen, ... ), trui: trui (Tegelen, ... ), truij (Tegelen), thans  trui (Tegelen, ... ) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] || Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3