e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuinfluiter heggenmusje: heggəmöskə (Tegelen), taats: taats (Tegelen) Hoe heet de tuinfluiter? [DC 06 (1938)] || tuinfluiter III-4-1
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  boͅu̯mkwekər (Tegelen) [RND 10] I-7
tuinmuur vakmuur: vakmūr (Tegelen), vlechtmuur: vlɛxmūr (Tegelen) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tuinwant werkhaas: wèrkhaasse (Tegelen), wêrk-haasse (Tegelen, ... ) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit fluitje: fluitje (Tegelen), tuit: toe⁄t (Tegelen), tuit (Tegelen), tèùt (Tegelen), tø͂ͅt (Tegelen), (Hors d\'oeuvre)  toeut (Tegelen) tuit || tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tuitpot tuitpot: tūtpǫt (Tegelen) Pot met tuit van aardewerk zonder deksel. In L 270 kende men potten met een inhoud van 7 √† 8 liter (2 kwārts) en 4 liter (kwārts). [monogr.] II-8
tulband cake: Syst. WBD  kee‧k (Tegelen), tulband: Syst. WBD  tulband (Tegelen, ... ), tulbank (Tegelen), turkse muts: Syst. Veldeke  törkse muts (Tegelen), törksemöts (Tegelen) Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] III-2-3
turfhekken horten: hōrtǝ (Tegelen), turfleier: (mv)  tø̜rflęi̯ǝrs (Tegelen) Aparte hekken die voor, achter en opzij op de kar gezet worden om turf te vervoeren. Aanvulling van de lemmata voorhek op de kar en achterhek op de kar in wld II.4. [N 17, 72a + c] I-13
tussenbeenlengte - bij broeken schredelengte: šretleŋtǝ (Tegelen) Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b] II-7
tussenklauwontsteking scheurklauw: šø̄rklau̯w (Tegelen) Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14] I-11