22331 |
vals spelen |
de kromme jong spelen:
Sub krômp.
de krômme jông sjpeule (L270p Tegelen),
foetelen:
foetele (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
foétele (L270p Tegelen)
|
Oneerlijk spelen. || Term van kinderen voor "vals spelen". [BN 03] || Wordt gezegd van iemand die onoprecht, onbetrouwbaar is, of vals spel speelt.
III-3-2
|
29067 |
vals splitje |
toesplitje:
tu špletjǝ (L270p Tegelen)
|
Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b]
II-7
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foetelaer (L270p Tegelen)
|
Iemand die oneerlijk of vals speelt.
III-3-2
|
29982 |
valsteiger |
schriksteiger:
šrekštęjgǝr (L270p Tegelen),
valsteiger:
val[steiger] (L270p Tegelen)
|
Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.]
II-9
|
23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
van de duuvel bezaete (L270p Tegelen)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34497 |
van de leg afraken |
van de leg af:
van dǝ lęq āf (L270p Tegelen)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
afkijnen:
āfkinǝ (L270p Tegelen),
kijnen:
kinǝ (L270p Tegelen)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L270p Tegelen)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
31872 |
vandiktebank |
vandiktebank:
vandiktǝbaŋk (L270p Tegelen)
|
Schaafmachine waarmee hout aan twee kanten tegelijk van dikte geschaafd kan worden. Zie ook het volgende lemma en afb. 54. [N 53, 85c; monogr.]
II-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vange (L270p Tegelen),
vangen (L270p Tegelen),
vangĕ (L270p Tegelen)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|