23179 |
verwoed kaarter |
kaartmoer:
kaartmoor (L270p Tegelen)
|
Iemand die verzot is op t kaartspel.
III-3-2
|
29642 |
verzakt spoor ophogen |
ophogen:
ǫphø̄̄ǝgǝ (L270p Tegelen)
|
[N 98, 57; monogr.]
II-8
|
28650 |
verzegelde honing |
verzegelde honing:
verzegelde honing (L270p Tegelen)
|
Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.]
II-6
|
21665 |
verzetten |
omzetten:
Opm. "hae verzet gemiddeld vur doezend gölde per daag".
omzetten (L270p Tegelen)
|
Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
30026 |
verzopen kalk |
verzopen:
vǝrzǭpǝ (L270p Tegelen)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
verdronken spijs:
vǝrdroŋǝ špī.s (L270p Tegelen),
verzopen spijs:
vǝrzǭpǝ [spijs] (L270p Tegelen)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
vesper (L270p Tegelen),
vespers (<lat.):
də v;spərs (L270p Tegelen)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
gilet (fr.):
als apart siervest bij t kostuum, thans verouderd
zjilee (L270p Tegelen),
rompje:
rumpke (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
het bij een kostuum behorende vest
rumpke (L270p Tegelen),
Vero.
rumpke (L270p Tegelen),
WNT: romp (I), 10) Als benaming van verschillende kleedingstukken die om het lichaam, het lijf (den romp) sluiten. Al of niet in verkleinvorm. b) - vest.
rumpke (L270p Tegelen),
vestje:
vesje (L270p Tegelen),
wambuisje:
waemeske (L270p Tegelen),
het bij een kostuum behorende vest
waemeske (L270p Tegelen),
Ook rumpke[,] vesje.
waemeske (L270p Tegelen)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest als onderdeel van het herencostuum || vest als onderdeel van het kostuum || vestje, kledingstuk van de man
III-1-3
|
28727 |
vestenmaker |
rompjesmaker:
rø̜mkǝsmākǝr (L270p Tegelen)
|
Kleermaker die vooral vesten maakt. De woordtypen jassenmaker, jasmaker, confectioneur en stukwerker duiden erop dat deze persoon niet enkel vesten maakt. [N 59, 195a]
II-7
|
18533 |
vestzakje |
horlogetasje:
relozieteske (L270p Tegelen),
rompjestasje:
rumpkes tèske (L270p Tegelen),
rumpkes-tèske (L270p Tegelen),
rumpkesteske (L270p Tegelen),
rumpkestèske (L270p Tegelen),
wambuisjestasje:
waemeskes-tèske (L270p Tegelen)
|
vestzakje || vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|