e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verwoed kaarter kaartmoer: kaartmoor (Tegelen) Iemand die verzot is op t kaartspel. III-3-2
verzakt spoor ophogen ophogen: ǫphø̄̄ǝgǝ (Tegelen) [N 98, 57; monogr.] II-8
verzegelde honing verzegelde honing: verzegelde honing (Tegelen) Honing uit een verzegelde raat. Ten aanzien van het woordtype rijpe honing merkt de informant uit L 333 op dat men, wanneer een raampje voor twee-derde verzegeld is, de honing rijp mag noemen. [N 63, 114a; N 63, 113a; monogr.] II-6
verzetten omzetten: Opm. "hae verzet gemiddeld vur doezend gölde per daag".  omzetten (Tegelen) Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)] III-3-1
verzopen kalk verzopen: vǝrzǭpǝ (Tegelen) Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.] II-9
verzopen mortel verdronken spijs: vǝrdroŋǝ špī.s (Tegelen), verzopen spijs: vǝrzǭpǝ [spijs] (Tegelen) Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
vespers vesper (lat.): vesper (Tegelen), vespers (<lat.): də v;spərs (Tegelen) De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND] III-3-3
vest gilet (fr.): als apart siervest bij t kostuum, thans verouderd  zjilee (Tegelen), rompje: rumpke (Tegelen, ... ), het bij een kostuum behorende vest  rumpke (Tegelen), Vero.  rumpke (Tegelen), WNT: romp (I), 10) Als benaming van verschillende kleedingstukken die om het lichaam, het lijf (den romp) sluiten. Al of niet in verkleinvorm. b) - vest.  rumpke (Tegelen), vestje: vesje (Tegelen), wambuisje: waemeske (Tegelen), het bij een kostuum behorende vest  waemeske (Tegelen), Ook rumpke[,] vesje.  waemeske (Tegelen) herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest als onderdeel van het herencostuum || vest als onderdeel van het kostuum || vestje, kledingstuk van de man III-1-3
vestenmaker rompjesmaker: rø̜mkǝsmākǝr (Tegelen) Kleermaker die vooral vesten maakt. De woordtypen jassenmaker, jasmaker, confectioneur en stukwerker duiden erop dat deze persoon niet enkel vesten maakt. [N 59, 195a] II-7
vestzakje horlogetasje: relozieteske (Tegelen), rompjestasje: rumpkes tèske (Tegelen), rumpkes-tèske (Tegelen), rumpkesteske (Tegelen), rumpkestèske (Tegelen), wambuisjestasje: waemeskes-tèske (Tegelen) vestzakje || vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3