29765 |
brand |
vuur:
vø̄̄r (L270p Tegelen)
|
De gloeiïng van de oven - Coopman, pag 8. [monogr.]
II-8
|
19860 |
branden |
stro aansteken:
štrȳǝ ānštē̜kǝ (L270p Tegelen)
|
Na het krabben worden nog achtergebleven haren met brandend stro of een kaars of, moderner, met een (gas)brander verwijderd. [N 28, 25; N 28, 32]
II-1
|
20562 |
brandewijn |
schnaps (du.):
sjaps (L270p Tegelen)
|
brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19635 |
brandhout |
klotsjes:
kløͅtskəs (L270p Tegelen),
schijnklotsjes:
sjien-klökskes (L270p Tegelen)
|
Hoe noemt u het brandhout voor de kachel? (brandhout, stoofhout, kapittelhout) [N 104 (2000)] || op maat gezaagd kachelhout
III-2-1
|
33346 |
brandmuur tussen woonhuis en stal |
brandmuur:
braŋkmōr (L270p Tegelen),
braŋkmūr (L270p Tegelen)
|
De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b]
I-6
|
19840 |
brandstof |
stokens:
štōͅkəs (L270p Tegelen)
|
brandstof
III-2-1
|
24306 |
brasem |
brasem:
brië’sem (L270p Tegelen)
|
brasem
III-4-2
|
33983 |
brede buikriem |
slagriem:
šlāxrēm (L270p Tegelen)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
34080 |
brede tanden |
brede tanden:
brɛi̯ tɛŋ (L270p Tegelen)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
28977 |
breed stikken |
breed stikken:
bręjt štekǝ (L270p Tegelen)
|
Breed ten opzichte van de kant of een naad stikken. [N 59, 55]
II-7
|