e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brand vuur: vø̄̄r (Tegelen) De gloeiïng van de oven - Coopman, pag 8. [monogr.] II-8
branden stro aansteken: štrȳǝ ānštē̜kǝ (Tegelen) Na het krabben worden nog achtergebleven haren met brandend stro of een kaars of, moderner, met een (gas)brander verwijderd. [N 28, 25; N 28, 32] II-1
brandewijn schnaps (du.): sjaps (Tegelen) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandhout klotsjes: kløͅtskəs (Tegelen), schijnklotsjes: sjien-klökskes (Tegelen) Hoe noemt u het brandhout voor de kachel? (brandhout, stoofhout, kapittelhout) [N 104 (2000)] || op maat gezaagd kachelhout III-2-1
brandmuur tussen woonhuis en stal brandmuur: braŋkmōr (Tegelen), braŋkmūr (Tegelen) De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b] I-6
brandstof stokens: štōͅkəs (Tegelen) brandstof III-2-1
brasem brasem: brië’sem (Tegelen) brasem III-4-2
brede buikriem slagriem: šlāxrēm (Tegelen) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10
brede tanden brede tanden: brɛi̯ tɛŋ (Tegelen) Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c] I-11
breed stikken breed stikken: bręjt štekǝ (Tegelen) Breed ten opzichte van de kant of een naad stikken. [N 59, 55] II-7