e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ciborie ciborie (<lat.): sebories (Tegelen) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
cichorei cichorei: sĭĕgooreij (Tegelen, ... ), sokkerij: sôkkerei’ (Tegelen) cichorei || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)] I-7, III-2-3
cirkelvormig raam rondeel: rǫndil (Tegelen), rondsel: rønsǝl (Tegelen) Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b] I-6
cirkelzaagmachine cirkelzaag: serkǝlzāx (Tegelen) Zaagmachine met een cirkelvormig zaagblad. Het zaagblad is verticaal op een as onder de zaagtafel bevestigd en steekt er door een gleuf gedeeltelijk bovenuit. [N 53, 17; monogr.] II-12
colbertjasje jas: jas (Tegelen, ... ), jasje: jeske (Tegelen), korte jas: korte jas (Tegelen) colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)] III-1-3
collectant collectant (fr.): kollektant (Tegelen) Een collectant, de persoon die met de collectezak of -schaal rondgaat [centevenger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
collecte collecte: kollekte (Tegelen) De geldinzameling, de collecte [de kollekt?]. [N 96B (1989)] III-3-3
collectebakje centenbakje: centebekske (Tegelen) Een collectebakje aan een lange steel [centebekske?]. [N 96B (1989)] III-3-3
collecteren collecteren (<fr.): kollekteren (Tegelen), rondgaan: ronkgaon (Tegelen) Met de schaal of het kerkezakje rondgaan in de kerk [róndgooën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
collecteschaal schaal: sjaol (Tegelen), telder: telder (Tegelen) De schaal, het bord waarmee in dat geval gecollecteerd werd [schaol, sjaal, telder, klaaterschoeëtel?] . [N 96B (1989)] III-3-3