23439 |
ciborie |
ciborie (<lat.):
sebories (L270p Tegelen)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20545 |
cichorei |
cichorei:
sĭĕgooreij (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
sokkerij:
sôkkerei’ (L270p Tegelen)
|
cichorei || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
33476 |
cirkelvormig raam |
rondeel:
rǫndil (L270p Tegelen),
rondsel:
rønsǝl (L270p Tegelen)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|
31773 |
cirkelzaagmachine |
cirkelzaag:
serkǝlzāx (L270p Tegelen)
|
Zaagmachine met een cirkelvormig zaagblad. Het zaagblad is verticaal op een as onder de zaagtafel bevestigd en steekt er door een gleuf gedeeltelijk bovenuit. [N 53, 17; monogr.]
II-12
|
18518 |
colbertjasje |
jas:
jas (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
jasje:
jeske (L270p Tegelen),
korte jas:
korte jas (L270p Tegelen)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23628 |
collectant |
collectant (fr.):
kollektant (L270p Tegelen)
|
Een collectant, de persoon die met de collectezak of -schaal rondgaat [centevenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23624 |
collecte |
collecte:
kollekte (L270p Tegelen)
|
De geldinzameling, de collecte [de kollekt?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23630 |
collectebakje |
centenbakje:
centebekske (L270p Tegelen)
|
Een collectebakje aan een lange steel [centebekske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23625 |
collecteren |
collecteren (<fr.):
kollekteren (L270p Tegelen),
rondgaan:
ronkgaon (L270p Tegelen)
|
Met de schaal of het kerkezakje rondgaan in de kerk [róndgooën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23629 |
collecteschaal |
schaal:
sjaol (L270p Tegelen),
telder:
telder (L270p Tegelen)
|
De schaal, het bord waarmee in dat geval gecollecteerd werd [schaol, sjaal, telder, klaaterschoeëtel?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|