id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23904 | communiepakje | communiepakje: kemuuniepekske (Tegelen) | Het communiepakje voor jongens [kómmelejoeënsantsoch, kómmenetseermantoer]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
24023 | communiepluim | bloempje: blumke (Tegelen) | De witte pluim met groene knopjes, door de jongens op de revers van hun jas gedragen op de dag van hun eerste H.Communie [pluum]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
24026 | communieprentje | communieprentje: kemuunieprintje (Tegelen) | Een prentje ter herinnering aan de eerste en aan de Plechtige H. Communie, uitgereikt door de pastoor, communieprentje [kómmelejoe-nsbild]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
20747 | communietaart | communietaart: Syst. WBD kemūūnietaart (Tegelen), feesttaart met opzet: Syst. Veldeke fièsttaart mèt opzet (Tegelen), pronktaart: Syst. WBD prônktaart (Tegelen) | Hoog pronkgebak, opgebouwd uit roombolletjes, soesjes, of schuimpjes, met bovenop een suikeren beeldje, speciaal voor communiefeesten (opzat, opzats?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
25532 | compact | stijf: štīf (Tegelen), zwaar: žwǭr (Tegelen) | Zwaar, compact of stug, gezegd van bloem. Ten aanzien van het woordtype "vette" zij opgemerkt dat bloem, gemalen van inlandse tarwe, glad zal aanvoelen, als men deze tussen vinger en duim wrijft (Schoep blz. 19). De bakker spreekt dan over het vettig aanvoelen van de bloem. In feite heeft dit niets met het vetgehalte van de bloem te maken. Door de informanten wordt de bloem als "zwaar" beschouwd wanneer die veel zemelen in zich heeft (Q 121, Q 121e) of wanneer die niet poreus is (K 314). De bloem wordt "stijf" gemoemd, als het deeg meer water nodig heeft. [N 29, 16] II-1 |
23664 | completen | plechtige vespers (<lat.): plechtige vespers (Tegelen) | De completen, namiddagdienst die op hoogfeesten en/of aan het einde van aanbiddingsdagen in aansluiting op de vespers werd gehouden en die vaak gevolgd werd door de lof- en dankhymne "Te Deum laudamus". [N 96B (1989)] III-3-3 |
32598 | compost | compost: kǫmpǫst (Tegelen), compostmest: kompǫs[mest] (Tegelen), kort mest: kǫrt [mest] (Tegelen), stratendrek: štrǭtǝndrɛk (Tegelen) | Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.] I-1 |
23891 | congregatie van de heilige familie | familie: famiëlie (Tegelen) | De congregatie van mannen (Aartsbroederschap der H. Familie). [N 96D (1989)] III-3-3 |
23623 | consecratie | midden van de mis: et midde van de mis (Tegelen) | De consecratie [wandloeng?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
30088 | contrefort | steunbeer: štø̄nbē̜r (Tegelen) | Vooruitspringende steunbeer of schraagpijler om het muurwerk te verstevigen en om eventuele druk van de tegengestelde kant, bijvoorbeeld veroorzaakt door de aanwezigheid van gewelven, weerstand te bieden. Zie ook afb. 31. In L 271 kende men steunberen die recht, schuin en trapsgewijze waren uitgevoerd. [N 31, 49; monogr.] II-9 |