e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
controleren haar plukken: hǭr plø̜kǝ (Tegelen), met de hand over de huid strijken: (en constateerde aldus of de haren voldoende waren losgeweekt)  men streek met de hand over de huid (Tegelen) Men controleert of de haren en de huid voldoende geweekt zijn door met de vingers aan een plukje haar te trekken of erover te wrijven. Als de haren zich gemakkelijk laten verwijderen is het varken genoeg gebroeid. [N 28, 24] II-1
corpus corpus (lat.): corpus (Tegelen), lieveheer: lievenhieer (Tegelen) Het corpus, de Christusfiguur van een kruisbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
credenstafel credenstafel: kredenstaofel (Tegelen), tafeltje van de water en de wijn: tofelke van de water en de wien (Tegelen) De dientafel links en rechts op het priesterkoor, waarop de benodigdheden voor de Mis gereed gezet worden [credens(tafel)]. [N 96A (1989)] III-3-3
credo credo (lat.): kredo (Tegelen) De gebeden of gezongen geloofsbelijdenis, het Credo. [N 96B (1989)] III-3-3
crypte crypte (<fr.): kripte (Tegelen) De ruimte, de kelder onder het priesterkoor, vroeger gebruikt als grafkelder [crypte, krocht?]. [N 96A (1989)] III-3-3
cultivator, extirpator cultivator: kálǝvātǝr (Tegelen  [(met slof van voren ipv wieltje)]  ), køltivātǝr (Tegelen), extirpator: ɛksǝrpātǝr (Tegelen) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
daas (tabanidae) beekbloedzuiker: Veldeke (iets gewijzigd)  baekbloodzuuker (Tegelen), bloedzuiger: Tegelen Wb.  bloodzuuger (Tegelen), dees: daes (Tegelen), dès (Tegelen) paardenbloedzuiger, algemeen voorkomend in sloten, geen bloed zuigend [N 26 (1964)] || steekvlieg III-4-2
dadel fruit: fruit (Tegelen) gedroogde dadels III-2-3
dagelijkse zonde dagelijkse zonde: dagelijkse zonde (Tegelen) Dagelijkse zonde [leslieje zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
dagmissaal missaal: missaal (Tegelen) Een kerkboek met misgebeden voor alle dagen van het kerkelijk jaar [dagmissaal?]. [N 96B (1989)] III-3-3