25390 |
controleren |
haar plukken:
hǭr plø̜kǝ (L270p Tegelen),
met de hand over de huid strijken:
(en constateerde aldus of de haren voldoende waren losgeweekt)
men streek met de hand over de huid (L270p Tegelen)
|
Men controleert of de haren en de huid voldoende geweekt zijn door met de vingers aan een plukje haar te trekken of erover te wrijven. Als de haren zich gemakkelijk laten verwijderen is het varken genoeg gebroeid. [N 28, 24]
II-1
|
23392 |
corpus |
corpus (lat.):
corpus (L270p Tegelen),
lieveheer:
lievenhieer (L270p Tegelen)
|
Het corpus, de Christusfiguur van een kruisbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23433 |
credenstafel |
credenstafel:
kredenstaofel (L270p Tegelen),
tafeltje van de water en de wijn:
tofelke van de water en de wien (L270p Tegelen)
|
De dientafel links en rechts op het priesterkoor, waarop de benodigdheden voor de Mis gereed gezet worden [credens(tafel)]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23620 |
credo |
credo (lat.):
kredo (L270p Tegelen)
|
De gebeden of gezongen geloofsbelijdenis, het Credo. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23416 |
crypte |
crypte (<fr.):
kripte (L270p Tegelen)
|
De ruimte, de kelder onder het priesterkoor, vroeger gebruikt als grafkelder [crypte, krocht?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32810 |
cultivator, extirpator |
cultivator:
kálǝvātǝr (L270p Tegelen
[(met slof van voren ipv wieltje)]
),
køltivātǝr (L270p Tegelen),
extirpator:
ɛksǝrpātǝr (L270p Tegelen)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
24327 |
daas (tabanidae) |
beekbloedzuiker:
Veldeke (iets gewijzigd)
baekbloodzuuker (L270p Tegelen),
bloedzuiger:
Tegelen Wb.
bloodzuuger (L270p Tegelen),
dees:
daes (L270p Tegelen),
dès (L270p Tegelen)
|
paardenbloedzuiger, algemeen voorkomend in sloten, geen bloed zuigend [N 26 (1964)] || steekvlieg
III-4-2
|
20895 |
dadel |
fruit:
fruit (L270p Tegelen)
|
gedroogde dadels
III-2-3
|
23959 |
dagelijkse zonde |
dagelijkse zonde:
dagelijkse zonde (L270p Tegelen)
|
Dagelijkse zonde [leslieje zung]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23533 |
dagmissaal |
missaal:
missaal (L270p Tegelen)
|
Een kerkboek met misgebeden voor alle dagen van het kerkelijk jaar [dagmissaal?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|