e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afbijten van koninginnecellen afbijten: āfbītǝ (Tegelen) Het verwijderen van overtollige koninginnecellen door het bijenvolk of de koningin zelf. [N 63, 65] II-6
afbloten afbloten: āf˱blȳjǝ (Tegelen) De laatste zandlaag boven de klei weghalen; eventueel ook de rand van de kleiput ontdoen van heide, struikgewas en harde grond. [monogr.] II-8
afdak afdak: āfdā.k (Tegelen) afdak III-2-1
afdakje boven de poort afdakje: āf˱dɛ̄kskǝ (Tegelen) Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b] I-6
afdingen afpingelen: aafpingele (Tegelen), Opm. de aa gerekt uitspreken.  aafpingele (Tegelen), aftrekken: aaftrèkke (Tegelen), pingelen: pingele (Tegelen) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] III-3-1
afdraaien afdraaien: afdraaien (Tegelen) De droge, ongebakken aardewerkprodukten voor de tweede keer op de draaischijf zetten om ze hun definitieve vorm te geven. De voorwerpen worden daartoe ondersteboven op een kop van klei op de draaischijf geplaatst. Vervolgens worden de potten door de draaier afgedraaid. [N 49, 33d] II-8
afdrager afdrager: āf˱drē̜.gǝr (Tegelen), uitklopper: ūtklǫpǝr (Tegelen) Arbeider die met de klapstoel werkt. [N 98, 86; monogr.] II-8
afdunnen uitdunnen: ūtdønǝ (Tegelen) Bewerking van de watten voor de schouder, waarbij de dikte van de watten naar de kant toe wordt verminderd. [N 59, 117a] II-7
afgeroomde melk fugemelk: fȳsmɛlk (Tegelen), ondermelk: ōŋǝrmęlǝk (Tegelen) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgetrokken zeug afgelebberde zeug: āf˲gǝlɛbǝrdǝ [zeug] (Tegelen), afgezoken zeug: af˲gǝzōkǝ [zeug] (Tegelen) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12