e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tegelen

Overzicht

Gevonden: 5743
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de stal uitmesten uitmesten: ūtmestǝ (Tegelen) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de stortkar doen achteroverslaan opkippen: ǫpkipǝ (Tegelen), opstoten: ǫpštuǝtǝ (Tegelen) De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88] I-13
de tafel afruimen opruimen: opruumen (Tegelen) Wat is bij u de uitdrukking voor \'de tafel afruimen\'? (afvegen, afkuisen) [N 104 (2000)] III-2-1
de tafel dekken tafel dekken: taofəl dəkkə (Tegelen) tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)] III-2-1
de teellaag afgraven afbloten: āf˱blø̄̄ǝtǝ (Tegelen) De aarde boven de kleilaag verwijderen. In Q 83 werd de laatste zandlaag vermengd met de kleilaag. [N 98, 19; monogr.] II-8
de toog aankrijgen gekleed worden: gekleid waere (Tegelen) De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)] III-3-3
de trekschijf doen draaien trekken: trękǝ (Tegelen) De trekschijf doen draaien met behulp van de trekboom die door de schijftrekker bediend wordt. [N 49, 25b] II-8
de tweede keer bakken drogen: dryǝgǝ (Tegelen), kleuren en drogen: klø̄rǝ ɛn dryǝgǝ (Tegelen) Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63] II-1
de vier zijden van een bikkelbeentje buik: buuke (Tegelen), kuil: kuule (Tegelen), stootje: sjtōͅtje (Tegelen) De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)] III-3-2
de was blauwen blauwselen: blauwselen (Tegelen) Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)] III-2-1