e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tenessen

Overzicht

Gevonden: 61

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borstel borstel: bȳštǝl (Tenessen) De borstel waarmee men de koperen ketel schoonmaakte. Volgens de invuller uit L 387 was een "schrobber" een heibezem waarvan de fijne, dunne takken waren afgesneden zodat met dikkere takken heide werd geschuurd. De "schuurbessem" uit L 381b was een, liefst halfversleten, zelf gebonden bezem van dunne berketwijgen of heide. [N 57, 39a] II-2
brug brug: brøk (Tenessen) Het haam waaraan de haken vastzitten die aan de ketel worden bevestigd. Het "warshout" in L 387 had geen haken, maar bezat aan de uiteinden twee inkepingen. De grote ringen, die aan de ketel bevestigd waren, pasten in deze uitsparingen. [N 57A, 4.10; N 57, 9 add.] II-2
de ketel leegscheppen uit de ketel halen: ø̜jt dǝr kę̄tǝl hǫalǝ (Tenessen) Het uitscheppen van de ketel met behulp van een koperen of houten schep. Om de laatste resten beter uit de ketel te kunnen verwijderen, plaatste men in Q 249 de ketel schuin door er een grote hamer onder te leggen. In L 387 had men een speciale ketelschraag die werd gebruikt om de ketel schuin te zetten bij het leegmaken. [N 57, 29; N 57, 30 add.] II-2
deksel tafel: tǭfǝl (Tenessen) Het deksel op de perskuip dat op de vruchtenmassa ligt. [N 57, 14b] II-2
deurtje ijzeren deur: īzǝrǝn dȳr (Tenessen) Het ijzeren deurtje waardoor het vuur gestookt kan worden. [N 57, 8c] II-2
draaiboom draaiboom: driboam (Tenessen), hefhout: hę̄fhǫwt (Tenessen) Het apparaat dat men gebruikt om de ketel op te tillen en om hem en naar het vuur te draaien. Zie afb. 17. [N 57, 9] II-2
emmer tob: (mv.)  tobǝ (Tenessen) De soms van hout vervaardigde emmer voor het vullen van de perskuip of het scheppen van sap. In L 387 gebruikte men voor het scheppen van het sap een houten "bruiemmer", terwijl men voor het vullen van de pers een metalen emmer hanteerde. [N 57, 19] II-2
fruit koken fruit koken: frø̜jt kǫakǝ (Tenessen) Het koken van het soms fijngemaakte fruit. [N 57, 11] II-2
haken haken: (enk.)  hǭk (Tenessen) De haken die aan het haam zitten en waaraan de ketel kan worden bevestigd. [N 57A, 4.9; N 57, 9 add.] II-2
hefboom van de pers ijzer: īzǝr (Tenessen) De hefboom waarmee de pers met schroef-draad wordt aangedreven. Zie afb. 20. [N 57, 12c] II-2