17911 |
persen |
persen:
pęrsǝ (Q112z Tenessen)
|
De vruchtenmassa uitpersen. In Q 249 werden de perskuipen als volgt gevuld: twee emmers fruit werden erin uitgeschud en daarover werd een juten persdoek gelegd. Dan volgden er weer twee tobben fruit, opnieuw afgedekt door een juten doek en op deze wijze werd de gehele perskuip volgemaakt. Ook de invuller uit L 295 schrijft dat de kuip zo werd gevuld en volgens hem gingen er veertig lagen fruit in een perskuip. [N 57, 16]
II-2
|
25899 |
perskuip |
bekken:
bękǝ (Q112z Tenessen)
|
De kuip van de pers met losse duigen en zonder bodem. [N 57, 14a]
II-2
|
25901 |
persstro |
stro:
štrø̄ (Q112z Tenessen)
|
Het stro dat tussen de verschillende lagen vruchtenpulp in de perskuip wordt gelegd. Volgens de invuller uit L 295 gebruikte men vroeger stro tussen de lagen en tegenwoordig zakken. [N 57, 14c]
II-2
|
20819 |
roeren |
roeren:
rø̄rǝ (Q112z Tenessen)
|
Het kokende sap omroeren. [N 57, 26]
II-2
|
25881 |
rookkanaal |
schouw:
sxǫw (Q112z Tenessen)
|
Het, soms gemetselde, afvoerkanaal voor de rook. In L 318b had de oude stookinrichting geen rookkanaal maar gaten rondom de vuurhaard omdat een rookkanaal het vuur naar één kant trok. [N 57, 8f]
II-2
|
19910 |
rooster |
rooster:
rȳstǝr (Q112z Tenessen)
|
Het rooster van de stookplaats. Volgens de invuller uit L 379 was dit rooster gemaakt van dikke staven ijzer. [N 57, 8g]
II-2
|
21037 |
sap |
sap:
sāp (Q112z Tenessen)
|
De vloeistof die na het zeven overblijft. [N 57, 23a; monogr.]
II-2
|
25887 |
schroef |
draaibout:
dribǭt (Q112z Tenessen)
|
De schroef met moer waarmee de hefboom aan de balk bevestigd is. [N 57A, 4.6; N 57, 9 add.]
II-2
|
25893 |
schroefblok |
schroef:
šruf (Q112z Tenessen)
|
Het vierkante metalen blokje rond de schroefdraad van de pers. Zie afb. 19. [N 57, 12b]
II-2
|
25912 |
schuim |
schuim:
šūm (Q112z Tenessen)
|
Het schuim dat zich vormde op de kokende stroop. [N 57, 27a]
II-2
|