e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197a plaats=Terlinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijve mortel te droog: tǝ dryǝx (Terlinden) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
stikken stikken: stikke (Terlinden) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stille regen smiezerig: smīēzerich (Terlinden) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4
stilstaan ju(j): jȳi̯ (Terlinden) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken stinken: stinke (Terlinden) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stof afnemen stubben: stöbbe (Terlinden) Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)] III-2-1
stok of twijg om een kind te straffen stek: stek (Terlinden), vits: viets (Terlinden) een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] III-2-2
stola stola (lat.): stola (Terlinden) De stola, de stool. [N 96B (1989)] III-3-3
stolp over een heiligenbeeld stolp: stolp (Terlinden) Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
stootring as: as (Terlinden) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13