e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197a plaats=Terlinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
warm zetten warm zetten: wɛrǝm zętǝ (Terlinden) Een te klein of zwak volk op een plaats zetten waar een sterk volk heeft gestaan. Men wil hierdoor afvliegende bijen van andere korven opvangen en het te zwakke volk weer sterk maken. [N 63, 94b] II-6
warmlopen verbranden: vǝrbrɛnǝ (Terlinden) Bijensterfte als gevolg van koolzuurvergiftiging. Tijdens het transport zitten de bijen opgesloten in korf of kast. Deze opsluiting en het schokken tijdens het rijden worden door de bijen als onaangenaam ervaren. Hun energie kunnen ze dan opkroppen en deze energie wordt omgezet in warmte. Kan deze niet weg, dan stijgt de temperatuur in de woning boven de normale. Men zegt dan: "de bijen lopen warm". Hierdoor kunnen de raten hun sterkte verliezen en kan het gebeuren dat men bij aankomst gesmolten was, dode bijen, dood broed en vervuilde honing op de bodemplank vindt. De imker moet ervoor zorgen dat er tijdens het reizen genoeg verse lucht in korf of kast kan komen. [N 63, 106] II-6
was was: wās (Terlinden) Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.] II-6
wasdraad lont: loont (Terlinden) De in was gedrenkte draad, gebruikt om kaarsen aan te steken [spintlicht?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wasgoed zuivere was: zuuver wésch (Terlinden) Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)] III-2-1
wasmot mot: mot (Terlinden) Vlinderachtig insect dat zijn eieren legt op wasraten, zodat de made zich kan voeden met was en broed. Voor het bijenvolk is de wasmot de belangrijkste vijand. Er zijn verschillende soorten wasmotten, maar in Nederland komen vooral voor de kleine wasmot, Achroia grisella, en de grote, Galleria mellonella (De Roever, pag. 412). Het wasmotvrouwtje legt eitjes in raat en bijenwoning. De hieruit gekomen larven vreten alles op wat zij kunnen vinden. Naast de wasmot zijn voor de bij schadelijke insecten de bijenwolf of graafwesp, de spin, wesp, bijenluis, doodskopvlinder en mier. Tegenwoordig is de varoa-mijt zeer gevreesd. Voor de bij schadelijke vogels zijn vooral koolmees, specht en zwaluw. Van de overige dieren kunnen spitsmuis, kat, pad, slak, egel en hen schadelijk zijn. In N 63, 70 werd gevraagd naar een bestrijdingsmiddel tegen wasmot. Volgens de informanten zijn beproefde remedies: de kast of korf afzwavelen, motteballen erin hangen, werken met paradichloorbenzine en ijsazijn of inwrijven met notebladeren. Ieder schadelijk aspect moet echter op eigen wijze bestreden worden. [N 63, 69a; N 63, 69b; N 63, 69c; N 63, 70; Ge 37, 200] II-6
wasvrouw wasvrouw: wesjvrouw (Terlinden) Hoe noemt u de wasvrouw? (wasvrouw, wasses) [N 104 (2000)] III-2-1
waterdamp, wasem damp: daamp (Terlinden) Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)] III-2-1
waterdorpel raamdorpel: rāmdø̜rpǝl (Terlinden) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
waterloot waterscheut: watersjēuĕt (Terlinden) Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)] III-4-3