19425 |
poetsen, schoonmaken |
poetsen:
poetse (Q197a Terlinden)
|
Reinigen, poetsen, (poetsen, kuisen, schoonmaken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19468 |
poetsmiddel |
koperpoets:
koperpoets (Q197a Terlinden),
zilverpoets:
zilverpoets (Q197a Terlinden)
|
Zacht schuurmiddel voor b.v. zilver of koper (kuis, poets, potlood) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18052 |
pokdalig |
verschandeleerd:
versjandeleerd (Q197a Terlinden)
|
pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19418 |
poken |
ragelen:
rèùchele (Q197a Terlinden)
|
Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33042 |
polsband |
lus:
lus (Q197a Terlinden)
|
Stoffen lus, die bij het werk om de pols wordt gedaan. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5.
I-4
|
34019 |
poot omhoog |
poos:
pūǝs (Q197a Terlinden)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantaardappelen:
plānt[aardappelen] (Q197a Terlinden)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
24226 |
pop, vrouwelijke zangvogel |
pop:
póp (Q197a Terlinden)
|
vrouwelijke zangvogel (pop) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24490 |
populier (alg.) |
populier:
populier (Q197a Terlinden)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33171 |
poten |
planten:
plāntǝ (Q197a Terlinden)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|